1° Camille, Fransch wiskundige. * 5 Jan. 1838 te Lyon, ✝ 20 Jan. 1922 te Milaan. Hij was vanaf 1876 hoogleeraar aan de Ecole Polytechnique te Parijs en suppléant aan het Collège de France.
Zijn grootste verdienste ligt in het diepgaande onderzoek, dat hij heeft ingesteld naar de grondslagen der differentiaal- en integraalrekening. → Kromme, v. d. Corput.2° Herman Jacques, zoöloog. * 9 Juli 1877 te Parijs. Maakte biologische studies aan de univ. van Würzburg en Bonn; 1898—1901 assistent aan het zoölogisch station te Napels, promoveerde in 1901 te Bonn op dissertatie: Physiologie der Lokomotion bei Aplysia limacina en werd in 1915 buitengewoon hoogleeraar, in 1919 gewoon hoogleeraar in de vergelijkende physiologie aan de univ. te Utrecht. J. heeft in vsch. wetensch. tijdschriften talrijke onderzoekingen vooral op het gebied der spier-zenuw-physiologie gepubliceerd. Door zijn invloed en onder zijn leiding werd te Utrecht met steun van het Rockefeller-instituut een nieuw laboratorium voor vergelijkende physiologie gebouwd.
Werken: Allg. vergleichende Physiologie wirbelloser Tiere (Jena 1913); Die Lebenserscheinungen und der naturphilos. Monismus (1911); Uebungen aus der vergl. Physiologie (met Hirsch, Berlijn 1927); Allg. vergleichende Physiologie der Tiere (Berlijn 1929); De bewegingsmachine van het dier (1930); De levensverrichtingen van den mensch (1935). Willems.
3° Wilhelm, Duitsch schrijver en aestheticus van neo-Hegeliaansche, laat-romantische richting. * 8 Febr. 1819 te Insterburg, ✝ 25 Juni 1904 te Frankfort a. M. Als dichter maakte J. naam met een moderniseering (niet slechts naar de taal, doch ook naar de gestelde problemen, wat op stijlloosheid uitloopt) van de Nibelungenstof: Die Niebelunge (1867 vlg.) in een omslachtig allitereerend vers. Even uitvoerig was zijn Darwinistisch leerdicht Demiurgos (1852 vlg.), episch-dramatisch van vorm. Ook als vertaler uit de Edda’s, Shakespeare, Homerus en Sophocles verdienstelijk. Eenige blijspelen (Die Liebesleugner, 1855; Durchs Ohr, 1870 e.a.) en zijn Epische Briefe (1876) trokken de aandacht. J. predikt een oppervlakkige genotsphilosophie.
Lit.: K. Schiffner, W. J. (Halle 1889); L. Klages, W. J. (1928); M. R. von Stern, W. J. (Frankfort 1910); W. J.-Buch (Frank fort 1919); P. Scholz, J. ’s Reden (1930). Baur.