Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jordaens

betekenis & definitie

1° (ook: Jordanus) kerkelijk schrijver van de Orde der Augustijnen van Groenendaal. ✝ 23 Nov. 1372. Hij vertaalde enkele werken van Ruusbroec in het Latijn, en leverde zelf enkele traktaatjes.

Lit.: Biogr. Nat. Belge; De Seyn, Dictionn. biogr.

Jacob, Zned. schilder; * 19 Mei 1593 te Antwerpen, ✝ 18 Oct. 1678 aldaar. Leerling van A. van Noort, maar spoedig onder invloed van Rubens, die hem hoog schatte. Na diens dood werd hij de voornaamste schilder te Antwerpen en overstelpte men hem met opdrachten, w.o. vele altaarwerken. Zijn roem was over de geheele Nederlanden verspreid; hij voerde o.a. voor het Huis ten Bosch groote wandschilderingen uit. In vele Belg. kerken vindt men nog altaren van hem. Hij was een virtuoos schilder, een levendig teekenaar en een rijk kolorist; zijn onderwerpen koos hij bij voorkeur uit het N. T. en uit de mythologie. Hij bezat een groot atelier met talrijke helpers. Menig stuk, dat op zijn naam staat, heeft hij slechts opgezet en is door leerlingen afgewerkt. Tegenover Rubens en v. Dyck wist hij zijn persoonlijkheid te handhaven. Op lateren leeftijd ging hij over tot het Calvinisme. Zie afb.

Lit.: Fierens-Gevaert, J. J. (1905); Bode, Holl. u. vlam. Malerschule (1919). Schretten.

< >