Ned. letterkundige. * 11 Juni 1631 te Vollenhove (waar zijn vader burgemeester was), ✝ 14 Maart 1708 te Den Haag. Studeerde godgeleerdheid, werd 1654 predikant te Vledder in Drente, 1665 te Zwolle, 1665 te Den Haag. De universiteit van Oxford verleende hem in 1674 het eeredoctoraat in de theologie. Befaamde leerredenaar, is V. vooral een godsdienstig dichter, wiens werk een naklank van Vondel’s geluid brengt.
Vondel prees hem zeer. In het godsdienstige was V. een voorstander van vrijzinnige vredelievendheid; hoewel Contra-Remonstrant rekende hij den Remonstrantischen Gerard Brandt tot zijn boezemvrienden. Als letterkundige streed hij voor het zuivere gebruik der Ned. taal.Werken: Over den gruuzamen brand van Londen (1660); Klagte over den kerktwist (1678); Aan de Nederlandsche schrijvers (1678); Poëzij (1686), waarin zijn meesterwerk: Kruistriomf. In 1750 verscheen onder den titel Gezangen een bundel, die al ’s dichters werk bevat.
Lit.: Joan de Haas, Leven van Gerardt Brandt (1740); A. Lesturgeon, Bloemlezing uit V. met levensschets (1865); J. F. M. Sterck, Vondelbrieven (1935).
Asselbergs.