Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Burgemeester

betekenis & definitie

Burgemeester - Aldus noemt de Gemeentewet den voorzitter van den gemeenteraad. Art. 143 der grondwet zegt, dat hij door den Koning, ook buiten de leden van den Raad, benoemd en door deze ook ontslagen wordt.

De b. moet Nederlander zijn en den leeftijd van 25 jaar bereikt hebben. Sinds 1931 kan ook een vrouw tot b. benoemd worden. De benoemde pleegt van de staatkundige richting van de meerderheid in den Raad te zijn. De b. wordt benoemd voor den tijd van 6 jaar, doch kan ten allen tijde ontslagen worden. Behoudens koninklijke dispensatie moet hij, eenmaal benoemd, in de gemeente wonen. De b. maakt deel uit van het gemeentebestuur, maar is tevens vertegenwoordiger van de centrale regeering in de gemeente.

Zijn taak omvat:

1° het voorzitterschap van den Raad en van het college van B. en W., van welk college hij stemhebbend lid is.
2° Uitvoering van de besluiten van den Raad en van genoemd college.
3° Medewerking tot uitvoering van de wetten, algemeene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Deze medewerking is echter in den regel de taak van B. en W.
4° Handhaving der openbare orde. Hieronder valt het toezicht op openbare gebouwen en bijeenkomsten en met name de tooneelcensuur.
5° Toezicht op de besluiten van Raad en van B. en W. Ingeval deze nl. treden in hetgeen van rijks- of provinciaal belang is, of strijden met een wet, algemeenen maatregel van bestuur of provinciale verordening, of anderszins in strijd zijn met het rijks- of provinciaal belang, dan voert de b. dergelijke besluiten niet uit, maar geeft hij aan de Gedeputeerde Staten kennis, dat ze z.i. voor vernietiging door de Kroon in aanmerking komen.

Het ambt van b. heeft zich ontwikkeld uit dat van den schout; de vroegere burgemeesters (2 tot 4 in aantal) hadden een taak, die ongeveer overeenkomt met die der huidige wethouders.

België. In artikel 108 van de grondwet wordt de burgemeester hoofd van het gemeentebestuur genoemd en in artikel 1 der gemeentewet wordt hij „burgemeester” betiteld.

De burgemeester wordt benoemd door den koning voor een termijn van 6 jaren (van een gemeenteverkiezing tot de andere), in beginsel onder de leden van den gemeenteraad, meestal onder de leden, welke samen eene meerderheid vormen. Hij kan ook bij uitzondering buiten den raad benoemd worden tusschen de gemeentekiezers, die den leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, mits eensluidend advies der Bestendige Deputatie (zie art. 2 van de gemeentewet en art. 74 van de kieswet van 12 Sept. 1895—19 Febr. 1921).

De burgemeester kan door den Koning geschorst of afgezet worden voor erkend wangedrag en grove nalatigheid (art. 56 van de gemeentewet).

De burgemeester is gelijktijdig agent van het centraal bestuur, en gemeentelijke overheid. De bevoegdheid van den burgemeester omvat 1° het voorzitterschap van gemeenteraad en schepencollege (art. 3 en art. 65 van de gemeentewet);

2° uitvoering der wetten en besluiten van het centraal bestuur alsook van de reglementen en besluiten van den provincieraad en van de Bestendige Deputatie, tenzij deze uitvoering speciaal aan het college van burgemeester en schepenen werd toevertrouwd (art. 90 van de gem. wet);
3° de uitvoering van de politiewetten en de politiereglementen (ibidem);
4° de uitoefening van de politiemacht (ibidem);
5° het toezicht op de gemeentelijke openbare instellingen. Hij kan, wanneer hij het gepast oordeelt, de vergaderingen van die instellingen bijwonen; in dat geval zit hij de vergadering voor en hij is er stemgerechtigd (art. 91 van de gem. wet).

Burgemeester in Ned.-Indië Deze neemt een minder belangrijke plaats in dan in Ned., daar hij slechts den gemeenteraad en het college van B. en W. (indien dit — op verlangen van den raad — in de gemeente bestaat) presideert en geen justitieele of politioneele bevoegdheid bezit. Deze is voorbehouden aan de ambtenaren B. B. Als beslissingen van den raad hem strijdig voorkomen met het algemeen belang of algemeene verordening, draagt hij die aan de regeering ter vernietiging of schorsing voor. Overigens oefent de b. alleen of met het college van B. en W. het dagelijksch bestuur der gemeente uit. ➝ Decentralisatie

< >