Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Johann Gutenberg

betekenis & definitie

Johann Gutenberg - Johann Gutenberg wordt bijna algemeen als de uitvinder der boekdrukkunst beschouwd; * ca. 1400 waarsch. te Mainz, ✝ waarsch. 2 Febr. 1468 aldaar. In 1420 verliet hij Mainz en men weet niet of hij naar Eltville of naar Holland ging.

Hij vestigde zich in 1434 te Straatsburg, alwaar hij vsch. geheime kunsten beoefende, waaronder ook de proeven worden gerekend, met losse typen te drukken. Tot 1444 bleef hij te Straatsburg wonen.

Voortdurend schijnt hij met geldzorgen te kampen te hebben gehad. Van 1444 tot 1448 was hij waarsch. zonder vaste woonplaats en in laatstgenoemd jaar vestigde hij zich te Mainz.

Van een zijner familieleden, Amold Gelthusz, leende hij 150 gulden, welk bedrag hij noodig had voor de aanschaffing van lood, tin, staal, inkt, papier en werktuigen. Daar dit bedrag niet voldoende was, leende hij van Johann Fust 800 goudguldens.

Fust nam G.’s inventaris als onderpand en een contract werd gesloten, waarin bepaald werd, dat winst en verlies gezamenlijk zouden worden gedeeld. Bovendien betaalde Fust aan G. jaarlijks 300 gulden ter bestrijding van de onkosten voor aanschaffing van materialen en gereedschappen.

G. nam in zijn dienst een schoonschrijver, Peter Schöffer. Toen deze geheel ingewijd was in de boekdrukkunst, is wellicht oneenigheid ontstaan tusschen beiden.

Schöffer, die intusschen gehuwd was met de dochter van Fust, werd misschien door zijn schoonvader aangezocht de drukkerij verder te beheeren.Ten einde G. kwijt te raken, eischte Fust zijn geld terug, meenen sommigen. Het kwam tot een proces, dat door G. werd verloren, zoodat de drukkerij in handen kwam van Fust en Schöffer. In 1462 gaven de vennooten hun zgn. 48-regeligen bijbel uit, welke heden ten dage nog als een juweel van drukkunst wordt beschouwd en waarin het eerst hun drukkersmerk voorkomt. Een fraai Psalterium (14 Aug. 1457) was hun eerste nawijsbare druk. Door dr. Konrad Humery werd G. aan een nieuwe drukkerij geholpen, terwijl hij ook steun ontving van den aartsbisschop van Mainz.

Vóór de genoemde bijbel drukten G., en misschien zijn medewerkers, twee andere, met 42 en 36 regels per hlz. De eerste is de oudste, hoewel geen zeker jaartal is te geven (±1455) en wordt thans algemeen aan G. toegekend. De 36-regelige is waarschijnlijk uit Bamberg afkomstig. Aflaatbrieven van 1455 zijn vrijwel zeker door G.gedrukt. Het laatste drukwerk, dat aan G. wordt toegeschreven, moet in 1460 zijn gedrukt en was een 373 blz. tellend Katholikon. Naar beweerd wordt (de historici zijn het hierover niet eens) heeft hij zijn laatste levensjaren gesleten in het Dominicanenklooster te Mainz. Ronner Lit.: Lex. des g. sammten Buchwesens (1935).

< >