Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Johan Kappeyne van de Coppello

betekenis & definitie

Ned. jurist en staatsman. * 2 Oct. 1822 te Den Haag, ✝ 28 Juli 1896 aldaar. Genoot een groote vermaardheid als jurist, zoowel in zijn praktijk als in zijn wetensch. arbeid. Als staatsman behoorde hij tot de liberalen, maar bewaarde tegenover Thorbecke een zekere zelfstandigheid.

In 1862 werd K. lid van de Tweede Kamer, waar hij krachtig de door Franssen van de → Putte verdedigde beginselen voor het koloniaal beleid voorstond. De kwestie leidde tot het aftreden van het tweede ministerie Thorbecke (1862-’66) en tot verdeeldheid bij de liberalen. K. verloor toen zijn kamerzetel (1866) en kreeg eerst in 1871 wederom zitting (tot 1877).

In deze periode bleef hij de woordvoerder der jongere liberalen en werd na den dood van Thorbecke (1872) steeds meer de voorman der partij. Zijn „leader”-schap heeft evenwel de impasse, waarin het Ned. politieke liberalisme in de jaren ’70 verkeerde, niet overwonnen. Zeer bekend bleef een rede van K. bij de begrootingsdebatten in Nov. 1874, waarin de denkbeelden der jongere liberalen geformuleerd en het conservatisme der oudere veroordeeld werden.

Na het aftreden van het tweede ministerie Heemskerk (1874-’77) vormde K. een kabinet. Veler verwachting, dat een nieuwe periode van hervormingen beginnen zou, werd niet vervuld, ondanks de machtspositie van de liberalen in de Kamer (53 zetels van de 86).

Het ministerie was zwak, mede toe te schrijven aan K.’s beleid.

Er ontstond twijfel aan zijn leidersgaven, zelfs aan de oprechtheid van zijn bedoelingen t. o. v. zijn programma. Ook toonde hij tegenzin in het regeeren. De voornaamste prestatie van K. als minister van Binnenl.

Zaken is de befaamde schoolwet van 1879 (→ Schoolstrijd). Toen in 1879 het ontwerp-kanalenwet van minister Tak van Poortvliet verworpen werd, ontstond een kabinetscrisis. Deze had een vrij zonderling verloop, dat goeddeels voortkomt uit de eigenaardigheden van K.

Het gevolg was, dat K. zijn aanzien vrijwel geheel verloor. In de actieve politiek speelde hij geen rol meer: een kamerzetel kon hij niet meer verwerven. Toch bleef hij tot zijn dood achter de schermen invloed behouden.

Wel heeft hij nog eenigen tijd zitting gehad in de Eerste Kamer (1888-’93), waar hij de onderwijswet-Mackaay (→ Schoolstrijd) krachtig aanviel.Lit.: Van der Mandele, Het liberalisme in Ned. (1933); Van Welderen Rengers, Schets eener pari. gesch. v. Ned. (81918). Verberne

< >