Chineesch staatsman. * 1860 in Ho-nan, † 6 Juni 1916 te Peking. In 1894 werd hij door minister Li Hoeng-tsjang belast met de reorganisatie van het Noordelijk leger op Westersche leest.
Keizer Kwang-su deed een beroep op hem om Zjoeng-loe, onderkoning van Tsjeli, die samen met de keizerin Ts’e-hsi aan het hoofd der reactionnairen stond, te onthoofden.J., die gezworen broeder van Zjoeng-loe was, maakte hem het plan van den keizer bekend. Zjoeng-loe kwam naar Peking om de keizerin te verwittigen, die met behulp der weerbarstige conservatieve partij Kwang-su afzette (20 Sept. 1898). Na diens dood (1908) beroofde de regent, prins Tsj’wen, broeder van Kwang-su, J. van al zijn waardigheden en zond hem naar zijn geboortestreek terug. Toen de omwenteling te Woe-tsj’ang (10 Oct. 1911) uitgebroken was en heel de vallei van den Jang-tse-kiang tegen het vorstenhuis opstond, zag de regent zich verplicht J. tot onderkoning der prov. Hoe-pei en Hoe-nan (14 Oct.) en weldra tot voorzitter van den Hoogen Raad te benoemen. J. kwam 12 Nov. te Peking aan. In plaats van de omwenteling te bevechten, onderhandelde hij met de leiders, bewerkte den val der Mandsjoedynastie (12 Febr. 1912) en liet zich door den aftredenden keizer tot president van de republiek benoemen. Ook de oproerlingen verkozen hem tot president, op voorwaarde dat hij te Nanking zou gaan wonen. Hij liet echter de troepen van Kiang Kwi-t’i te Peking oproer maken, zei daar onmisbaar te zijn en vestigde het gouvernement te Peking. Een voorloopige Grondwet werd afgekondigd (11 Maart) en de eerste verkiezing had plaats in Jan.-Febr. 1913. Ontevredenheid van het parlement over J.’s eigenmachtig aangaan van leeningen veroorzaakte een tweede omwenteling, welke in Kiang-si, Kiang-soe, Ngan-hwi, Ho-nan en Kwang-toeng losbarstte. J. versloeg de oproerlingen en Swen I-sien (Sun Jat-Sen) vluchtte naar Japan. J. werd nu 10 Oct. 1913 tot definitieven president gekozen. Hij ontbond de nationalistische partij, Kwo-min-tang, ontnam den 470 senatoren en volksvertegenwoordigers dezer partij hun mandaat, en schafte alzoo, tegen de grondwet in, het parlement af. In plaats daarvan stichtte hij een Bestuurlijke Conferentie. 9 Febr. 1914 werd een Grondwettelijke Conferentie ingesteld, welke 1 Mei een nieuwe voorloopige grondwet aanbood. J. werkte intusschen achter de schermen om het keizerrijk te zijnen voordeele te herstellen, moest weliswaar de een en twintig eischen van Japan inwilligen (9 Mei 1915), maar bereikte toch zijn doel (13 Dec. 1915) en gaf aan zijn keizerlijke regeering den naam van Hoeng-hien (de Groote Grondwet). Doch aanstonds brak een nieuwe omwenteling in Jun-nan uit; deze breidde zich in het Zuiden uit en J. werd genoodzaakt zijn keizerlijke regeering af te schaffen (23 Maart 1916). Hij bekende zijn fout, doch zag allen steun rondom zich wegvallen en plots op 6 Juni 1916 werd het nieuws van zijn tot nog toe onverklaarbaren dood (zelfmoord? vergiftiging?) medegedeeld. Men denkt algemeen, dat J. aan China nog vele diensten had kunnen bewijzen, indien hij de keizerskroon niet nagestreefd had.
Lit.: Zie ➝ China (sub: Politiek en Geschiedkundig Overzicht).
Mullie.