Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Joannes Nepomucenus

betekenis & definitie

Heilige en martelaar. * ca. 1345 te Pomuk in het Z. van Bohemen, † 20 Maart 1393 te Praag. Hij was kanselier, later vicaris-generaal van aartsbisschop Jenzenstein van Praag en pastoor van St.

Gallus aldaar. Wegens den moed, waarmee hij optrad tegen koning Wenceslaus van Bohemen ter handhaving van de rechten en vrijheden der Kerk, werd hij gevangen genomen, in het geheim gruwelijk gefolterd en des nachts van de Moldaubrug in de rivier geworpen.

Of hij ook gefolterd is om hem het biechtgeheim der koningin te ontwringen, is onzeker; pas in 1433 wordt dit voor het eerst gemeld en hofbiechtvader is J. nooit geweest. Een tweede J.

N., die in 1383 zou gestorven zijn, heeft nooit bestaan; de meening hieromtrent is ontstaan uit een jaartalvergissing omtrent den hier behandelden heilige.J. is in den dom van Praag begraven en van stonde af hoogelijk vereerd. In 1719 werd zijn graf geopend en zijn tong onvergaan in het skelet aangetroffen. In 1729 is hij heiligverklaard. Hij is een der landspatronen van Bohemen, en op de Moldaubrug is in 1693 een standbeeld voor hem opgericht, waarom hij ook als brugheilige vereerd wordt. Feest 16 Mei.

Lit.: Acta Sanctorum Maii (III). Zie verder de monographie van J. Weisskopf (1931) en diens artikel in Lex. f. Theol. u. Kirche (V), beide met rijke literatuur opgaven. Gorris. In de Christelijke iconographie wordt Joannes Nepomucenus afgebeeld in rochet, met baret op het hoofd, kruisbeeld in de hand; ook met den vinger of een slot op den mond; soms met de martelaarspalm in de hand en vijf sterren in den nimbus boven zijn hoofd. Reeds in den dom te Praag in de 15e eeuw; bekend zijn werken van Cyriak Hackhofer, Cosm. Dam. Asam (München), Tiepolo, Maratta, Speranza, Crespi e.a. Zijn beeld vindt men in sommige streken, o.a. Beieren, op tal van bruggen geplaatst.

Lit.: K. Künstle, Ikonogr. der Heiligen (1926); E. Mâle, L’art rel. après le Conc. de Trente (1932).

p. Gerlachus.

< >