Joachim george le sage ten broek - Ned. publicist en voortrekker van de emancipatie der Ned. Katholieken in de 19e eeuw. * 27 Nov. 1775 te Groningen, ✝ 11 Juli 1847 te Grave (N.
Br.). Zoon van Johan Jacob (1742—1823), sedert 1777 predikant te Rotterdam, die, overtuigd en actief patriot, van 1787 tot 1795 in het buitenland (Antwerpen) verblijf moest houden wegens de vervolgingen, waaraan in Nederland de patriotten bloot stonden. Dat verblijf te Antwerpen is voor den jongen Joachim George in zooverre van beteekenis geweest, dat hij in nadere connectie kwam met Katholieke menschen en meermalen Katholieke kerken bezocht, zoodat hij gelegenheid kreeg de overgeleverde vooroordeelen te toetsen aan de werkelijkheid. Na de omwenteling van 1795 keerde het gezin naar het vaderland terug. Joachim George wijdde zich aan rechtsgeleerde studies, al was het hem wegens den tegenzin zijns vaders in het gekozen studievak niet gegeven de universiteit te bezoeken.
In 1800 huwde hij te Rotterdam met Wilhelmina van Lil. Geleidelijk aan voltrok zich in zijn geestelijk leven een belangwekkende ontwikkeling. Afkeerig van het domineerend, naar het atheïsme overhellend rationalisme, mocht hij in het deïsme een zekere bevrediging vinden, algeheele voldoening en zielevrede bleef hem onthouden.
Hij bleef zoeken op godsdienstig gebied tot hem „bij toéval” in handen viel Bossuet’s „Sur les variations des églises protestantes”. De kennismaking met dit vermaard betoog omtrent de innerlijke verscheurdheden van het Protestantisme voerde hem naar de beslissing: in 1806 trad hij in alle stilte toe tot de Katholieke Kerk. Het feit werd echter weldra bekend en maakte groot gerucht. Om dit te ontwijken trok hij zich gedurende eenige maanden terug in het Franciscaner klooster te Megen. Na zijn terugkeer zette hij zich aan de studie van het notariaat en werd in 1808 door koning Lodewijk Napoleon benoemd tot notaris te Rotterdam. Wijl zijn practijk veel hinder ondervond van onverdraagzaamheid, welke hem als bekeerling zeker niet bespaard bleef, vroeg en verkreeg hij in 1813 overplaatsing naar Loosduinen.
Zijn arbeid als publicist begint voorgoed in 1815, toen zijn „De voortreffelijkheid van de leer der Roomsch-Catholyke Godsdienst” verscheen. Dit werkje, welks apologetisch karakter typeerend is voor zijn arbeid als publicist, trok onmiddellijk sterk de aandacht (in 1816 reeds verscheen de vijfde druk!) en lokte vsch. tegenschriften uit, o.a. van Bilderdijk en van des schrijvers broeder Hendrik, predikant te Haamstede.
Van zeer groote beteekenis voor de ontwikkeling der Katholieken in Ned. is de stichting van le Sage ten Broek’s tijdschrift „De Godsdienstvriend”, waarvan het eerste nummer in Mei 1818 verscheen en dat tot 1869 is blijven bestaan. De beteekenis van deze stichting is niet alleen, dat het het eerste levensvatbare Katholieke tijdschrift in Nederland bleek, maar meer nog, dat le Sage er in slaagde de periodieke pers dienstbaar te maken aan de emancipatie van de Katholieken in Ned., dat hij aldus zeer veel bijgedragen heeft, om die Katholieken te bevrijden van schuwheid en valsche verdraagzaamheid: de eerenaam „vader van de R.K. pers in Nederland” is daarom den kloeken durver een welverdiende hulde. Dat zijn tijdschrift veel tegenkanting ondervond, spreekt wel van zelf.
Toen in 1821 te Utrecht opgericht werd de R.K. Maatschappij ter bevordering van godsdienstige wetenschap en goede zeden voor het koninkrijk der Nederlanden, nam le Sage het secretariaat op zich. De activiteit van deze vereeniging, grootendeels die van haar secretaris, ergerde de Protestanten evenzeer als de Jansenisten, terwijl de regeering, schichtig voor Katholieke „woelingen”, in 1823 de maatschappij eenvoudig ophief. Wijl echter het doel van de maatschappij, het publiceeren van geschriften, mogelijk bleef, stichtte le Sage ten Broek zijn „Godsdienstige en zedekundige mengelingen” (1824—1828). Daarnaast leidde hij een Roomsch-Catholijke Bibliotheek (1821— 1826). Nog andere periodieken werden door hem in het leven geroepen, bijv. in 1826 „De Ultramontaan, tijdschrift voor dompers en ignorantijnen”, waarvan de titel al bijzonder uitdagend is, in 1831 „De Morgenster” en verschillende andere.
Een bekende episode in le Sage’s leven is zijn arrestatie op 23 Aug. 1827, beschuldigd van opname in zijn maandblad van artikelen, die gevaarlijk geacht werden voor de openbare rust. In ziekelijken toestand verbleef hij drie maanden in gevangenschap en werd eerst op 24 Nov., na een verzoek om gratie, in vrijheid gesteld. Zijn gezondheid was ernstig geschaad, zijn gezichtsvermogen verzwakte schier elken dag. In 1829 vroeg en verkreeg hij eervol ontslag als notaris en vestigde zich, na een kort tusschenverblijf te Beers, in Grave (1830).
De Belg. opstand van 1830 werd door le Sage ernstig betreurd. Oprecht Nederlander en volstrekt afkeerig van elken opstand, koos hij onmiddellijk de zijde van zijn koning. Het politieke verdween uit zijn artikelen en hij wijdde zich met volle kracht aan de apologetische polemiek.
Van groote beteekenis in zijn ontwikkelingsgang is zijn houding tegenover de kwestie-Lamennais. Toen in 1817 Lamennais’ „Essai sur l’indifférentisme en matière de religion” (deel I) verscheen, begroette hij het werk met waardeering (1818). Op den duur groeide deze waardeering uit tot bewondering en geestdrift. Verschillende denkbeelden van Lamennais werden door le Sage gaarne overgenomen. Toch mag van een volstrekte afhankelijkheid niet gesproken worden, ook niet toen hij nog geen reden had of kon hebben om te twijfelen aan Lamennais’ orthodoxie. Toen deze laatste ten slotte in volkomen verzet kwam tegen de kerkelijke overheid, zoodat een veroordeeling wel moest volgen, aarzelde le Sage geen oogenblik en beleed openlijk en onversaagd zijn trouw aan paus Gregorius XVI, al was Lamennais’ ontrouw en een smartelijke ervaring.
In 1835 stichtte le Sage nog een nieuw tijdschrift „Catholijke Nederlandsche Stemmen”, waarvan de titel reeds een aanval was op het in 1834 opgerichte periodiek „Nederlandsche Stemmen”, dat op de gebruikelijke wijze Nederlandsch en Protestantsch voor synoniem hield. De krachtige apologie van zijn tijdschrift was ook nu een succes: de eerste jaargang moest herdrukt worden en het bleef bestaan tot 1874.
Niet alleen als strijdbaar polemist is le Sage ten Broek onze pionier geweest: alle uitingen van Katholiek leven hadden zijn belangstelling en bij alles blijkt hij een voortrekker. Van bijzondere beteekenis in dezen is zeker zijn ijveren voor de vrije school en zijn warme belangstelling voor de missie, welke als het ware een voorbereiding geweest is op de groote rol, welke de Ned. Katholieken zouden spelen in de moderne missiebeweging.
Zijn leven is geweest een onafgebroken strijd, strijd naar buiten tegen onverstand, vooroordeel en valsche verdraagzaamheid, strijd ook naar binnen tegen persoonlijk leed: blindheid, armoede, verzwakking en vooral, dat zijn lieve en trouwe echtgenoote, die jarenlang, daarin bijgestaan door hun pleegzoon, zijn lectrice en secretaresse is geweest, hem niet volgen kon, zooals anderen, op den weg der Waarheid. Maar verslagen werd hij nimmer: met de kracht van een militante overtuiging, gesterkt door een bijna dagelijksche H. Communie, heeft hij den grooten strijd gestreden. En het moet hem een voldoening geweest zijn den stillen vooruitgang van onze emancipatie nog te hebben mogen beleven: de generatie van Broere, Van Vree, Jud. Smits, kloeke ultramontanen, trad op de bres om straks de wapens te kunnen overdragen aan de generatie van Thvm en Schaepman. De stichting van De Katholiek (1842) en De Tijd (1845) waren er de bewijzen van, dat het mede door zijn kloeken arbeid gewekte Katholieke leven in Ned. begon uit te botten, om straks goede vruchten te beloven.
Werken: Een volledige opgave van de geschriften van Le Sage ten Broek treft men aan in Studiën (deel 73).
Lit.: Over le Sage ten Broek is veel geschreven. Een goed overzicht van zijn leven en streven geeft L. J. Sicking, J. G. le Sage ten Broek (Geloof en Wetensch. Serie VIII, nr. 3, 1918); Katholiek Nederland (II 1913); Witlox, De Katholieke Staatspartij (I en II 1919 en 1927) en, beknopter, Commissaris, Van Toen wij vrij werden (I 31929), alwaar een opgave van verdere literatuur. Een volledige en uitvoerige biographie ontbreekt nog, maar wordt voorbereid en is eerlang te verwachten.
“Verberne ”