Onder „jeugd” worden in de Ned. wet verstaan hij of zij, die ten tijde van het plegen van het strafbare feit nog geen 18 jaren oud waren (de strafrechter mag 16tot 18-jarigen echter behandelen, als waren zij strafrechtelijk volwassen, art. 39 septies W. v. Str.).
Onderzoekingen bewijzen zeer nauw verband tusschen verwaarloozing en criminaliteit, zoodat zeker geen ernstig verschil bestaat tusschen verwaarloosde en crimineele kinderen [zie Verslag Congrès Pénal et Pénitentiaire te Berlijn 1935 (Bern 1936)].Van grooten invloed op het kind zijn milieu-factoren in ruimen zin: voorbeeld der ouders, gezinssamenstelling (het meerendeel der in de tuchtscholen opgenomenen komt uit gezinnen van 6 en meer kinderen), economische en hygiënische omstandigheden, de buurt, de school, enz. Het overgroote deel komt uit de sociaal-laagstaande bevolkingsgroepen; crimineele kinderen uit de betere standen en uit den ambachts- en flinken arbeidersstand zijn zeer groote uitzonderingen, de meeste komen uit den „vijfden stand”. De milieufactoren, die hier werken, worden versterkt door gebrek aan paedagogische verzorging, er worden geen goede normen voorgehouden, eenige scholing tot „remming” heeft niet plaats. Vandaar ten slotte een a-sociale of anti-sociale instelling van het kind, nu eens zich uitend in strafbare feiten, dan weer in wangedrag van anderen aard.
De omvang der j. baart zorg, mede door de crisis en malaise. Het Centr. Bureau voor de Statistiek publiceert ieder kwartaal gegevens betreffende de gerechtelijk geconstateerde criminaliteit, waarbij het cijfer voor 1911-1913 wordt gesteld op 100. Ook rekening houdende met den bevolkingsaanwas zijn de indexcijfers der laatste kwartalen ernstig verontrustend.
Vóór 1905 berustte de bestrijding der j. op den Code Pénal français, voor jeugdigen ongeveer dezelfde maatregelen aangevende als voor volwassenen. Een leeftijdsgrens was er niet, zoodat zelfs kinderen beneden de 10 jaar tot zeer lange gevangenisstraffen werden veroordeeld. Zoo veroordeelde o.a. de rechtbank te Goes in 1880 nog 7- en 8-jarige kinderen tot gevangenisstraf van meerdere jaren. In 1886 trad het Ned. Strafwetboek in werking, dat vervolging van kinderen beneden de 10 jaar uitsloot en dat naast straffen ook maatregelen kende, afhankelijk van de vraag, of naar het oordeel des rechters het kind had gehandeld met of zonder oordeel des onderscheids. Toch waren de nieuwe bepalingen lang niet voldoende; ca. 1890 ondergingen nog 4 à 5 000 kinderen gevangenisstraffen van meerdere dagen, maanden en zelfs jaren.
Geheel nieuwe ➝ kinderwetten werden ingevoerd in 1905 (wet van 6 Febr. 1901 Stbl. nr. 62 c.a.). Deze maakt efficiënte bestrijding der j. mogelijk en de sedertdien gedane onderzoekingen bewijzen, dat behoorlijke resultaten zijn verkregen. Voor de instellingen, hiertoe ingericht, zie ➝ Kinderbescherming (instellingen voor). Zie ook ➝ Jeugdgevangenis.
Lit.: zeer uitvoerige lijst in Gids voor Maatsch. Hulpbetoon (1933); Suermondt, Onderzoekingen betreffende de resultaten der dwangopvoeding, in Tschr. voor Strafrecht (dl. 35, 299 vlg.); uitvoeriger: Kruyswijk-Hamburger, Rapport voor den Ned. Bond tot Kinderbescherming (1928); verder: B. Smeets, in: De eerste kwarteeuw der kinderwetten (1930); Ned. Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid, Geestelijke hygiëne en jeugdbescherming (1935); W. Schenk, Wangedrag van kinderen (1935). In België wordt de bestrijding van de jeugdcriminaliteit geregeld door de wet van 15 Mei 1912, die Kinderrechtbanken instelt. ➝ Kinderrechter.