Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jeugdbeweging

betekenis & definitie

is phenomenologisch een onder het begrip vrije ➝ jeugdvorming vallend, georganiseerd zich bezig houden van jongeren, al of niet gesteund door volwassenen, met een werk, dat, overeenkomstig hun idealen zijnde, een groot aantal jongeren trekt en bindt. Volgens de Duitsche paedagogische literatuur is een j. een protestbeweging tegen den tijdgeest, een vrijheidsbeweging van de jongeren in hun groeiproces naar volwassenheid; ze is een ongedwongen programmalooze gevoelsuiting, die het karakter der beweging verliest, zoodra er vaste vormen aangenomen worden.

De Duitsche definities van het begrip j. zijn alle ontleend aan een studie der „Wandervögel”; en deze beweging wordt dan ook, o.i. ten onrechte, aanvaard als de norm eener j. Het kan niet ontkend worden, dat de padvinderij zich als een beweging demonstreert; op haar zijn evenwel niet van toepassing de criteria eener j. uit de Duitsche paedagogische literatuur.

De voorkeur dient daarom gegeven te worden aan het begrip j., zooals het onder ➝ jeugd omschreven is; de Wandervögelbeweging en de padvinderij zijn slechts vormen eener jeugdbeweging.Een j. tracht te voorzien in de behoefte van een tijd. Zie verder ➝ Jeugdvorming, Jeugdwerk, Jeugdzielzorg.

Lit.: H. Blüher, Wandervögel (Prien ⁵1920) ; G. Dehn, Jugendpflege, Jugendbewegung und was nun ? (Halle 1922); Stan. v. Dunin Borkowski S.J., Führende Jugend (Berlijn 1920); V. Engelhardt, Die Deutsche Jugendbewegung als Kulturhistorisches Phänomen (Berlijn 1923); Theo Herrie, Die Deutsche Jugendbewegung (Gotha, Stuttgart 31924); H. L. F. J. Deelen, De Moderne Jeugdarbeid (1924); J. P. H. Eernstman, Jeugdbeweging in Nederland (1926); B. A. Knoppers, Jeugd en Jeugdbeweging (1932); J. H. F. Kohlbrugge, Practische Sociologie (1927); Fr. W. Förster, Jugendseele, Jugendbewegung, Jugendziel (Zürich 1923) ; Romano Guardini, Ncuc Jugend und katholischer Geist (Mainz 41924) ; Wilhelm Stählin, Vom Schicksal und Sinn der deutschen Jugend (Wülfingerode 1926). H. Deden. De muzikale jeugdbeweging vindt ongetwijfeld haar oorsprong in Duitschland, waar ca. 1910 August Halm een der eerste werkers is. Zij zoekt een herleving van het oude volkslied, het lied der middeleeuwen; dit is echter niet genoeg en men heeft voor de muz. j. in Duitschland de medewerking verzocht van vooraanstaande componisten als L. Weber en P. Hindemith. Ook in Ned. worden vele pogingen aangewend om de muziek onder de jeugd te bevorderen, door beoefening van blokfluit en volksdansen. Piscaer. Lit. : Fr. Jöde, Das Schaffende Kind in der Musik ; Orff, Schulwerk. Verder Hensel, Höckner, Maler, Katz, W. Gebrels, Muziek in opvoeding en onderwijs; Th. Bosman, De ontwikkeling v. d. muzikalen zin.

< >