Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jesse

betekenis & definitie

of Isaï, de Bethlemiet, was de vader van David. Hij zelf was zoon van Obed en kleinzoon van Obed en Ruth (Ruth 4.17, 28).

In Par. 1.13-16 worden zeven zonen van hem genoemd, van wie David de jongste was, en twee dochters. De profeet Isaïas voorspelt (Is. 11.1), dat de Messias uit „den wortel van Jesse” zal voortspruiten.

Hieraan is wel ontleend de voorstelling in de Christelijke iconographie van den Jesseboom, waarin Jesse, meermalen liggend of staande, meest slapend wordt weergegeven, terwijl uit zijn borst een twijg omhoog rijst, aan welker takken zijn nakomelingschap als bloemen ontspruit; als laatsten scheut ziet men niet zelden Maria en Christus. In sommige gevallen houdt Jesse eenvoudig een twijg in de hand, waarop de H.

Maagd en Christus afzonderlijk hierboven staan uitgebeeld; soms ook met een of twee van Christus’ voorvaderen: David of David en Salomon. In den Jesseboom van St.

Denis (1144) en Chartres zijn er vier, te Hildesheim 42 voorvaderen. Het eerste idee van een Jesseboom schijnt afgeleid van de nauwe overeenkomst der woorden „virga” (Lat., = twijg) en „virgo” (= maagd), waarop Tertullianus reeds wees; nochtans erkent de traditie in de „virga” ook een heenwijzen naar Christus (Rom. 15.12).

De profeten op den Jesseboom zijn waarschijnlijk niet uitgebeeld onder invloed van het mysteriespel. Het betrekken van de genealogie van Christus als element in den Jesseboom kan reeds teruggaan op de Romeinsche Oudheid en de genealogische tafels in Arabische handschriften; men vindt ze met betrekking tot Christus reeds vanaf de 11e eeuw in de commentaren op de Apocalyps van Beatus van Liebana, maar dan in afdalende linie.

Hieraan zullen de kunstenaars hun idee hebben ontleend, terwijl het idee van de „virga” hen dwong de opgaande linie te volgen. Voorafgaand aan den Jesseboom van Suger in St.

Denis was dus het motief reeds bekend en kwam in de 15e eeuw ook in talrijke Ned. miniaturen voor, alsook op wandschilderingen: Utrecht (Buurkerk), Den Bosch (St. Jan), Borne (Ov.), Zaltbommel e.a.; verder is bekend de Jesseboom van J.

Mostaert en meerdere exemplaren uit de houtsnij-ateliers van Antwerpen en Brussel.Lit.: A. Watson, The iconogr. of the tree of Jesse (Oxford 1934) ; R. Ligtenberg, De genealogie van Christus, in: Oudheidk. Jaarb. (1929 jg. 9, blz. 3-54); Gildeboek ; K. Künstle, Ikonogr. der christl. Kunst (1 1926, 296) ; K. Smits, Iconographie van de Ned. Primitieven (1933). p. Gerlachus.

< >