Deensch dichter, eerst uit de school van Brandes, na 1896 van Roomsch-Katholieke richting. * 6 Nov. 1866 te Svendborg, verblijft sinds zijn bekeering bij voorkeur te Assisië. Met idealistisch-romantische poëzie begonnen, komt hij tijdens zijn studentenjaren te Kopenhagen in het gevolg van het naturalistisch Brandesianisme, en schrijft, naast smartelijk Baudelairiaansch werk, gekunsteld-impressionistische verzen en prozaschetsen (Vers, 1887; Stemninger, 1892),benevens verhalen vol gewaagde erotiek (Foraarssagn, 1888; En Fremmed, 1890; Sommer, 1892; Livets Troe, 1893).
Met de stichting van het idealistisch tijdschrift Taarnet (1892) en J.’s reis naar Italië (1893) begint zijn afkeer van het Naturalisme: de Bekendelse (1894) wijzen op een kentering naar een nog vaag-pantheïstische religiositeit; tot in 1896 de stap naar de Kerk gedaan wordt. J. was kort docent in de aesthetica te Leuven (1913-’14).Voorn. werken: Digte (1898); Omvendelse (1899); Vor Frue af Danmark (1901; Ned. vert. De weg naar het licht); Frans af Assisi (1902; in Ned. vert.); Essays (1906); Af det Dybe (1909); Goethebogen (1913); Klokke Roland (1915); Der er en Brönd som rinder (1920); Isblomster (1926); Katharina af Siena (1915; in Ned. vert.); Don Bosco (1929 ; in Ned. vert.); Efterslaet (1931); Italiensk (1932); Mit Livs Legende (autobiogr., 7 dln. 1916-1929; Ned. vert.: Nadat ik Christen werd).
Uitg.: Udvalgte Vaerker (1915).
Lit.: H. Kjaergaard, Die Dän. Lit. der neuesten Zeit (Kopenhagen 1934). Baur