Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Jean george noverre (1727—1810)

betekenis & definitie

Jean george noverre (1727—1810) - balletmeester in Parijs, Stuttgart, Weenen, St. Petersburg, eischt in zijn „Lettres sur la Danse” den terugkeer naar de natuur.

Hij wil het ballet weer vast verbinden met de pantomine, de „pantomime noble”,een gesloten handeling, vertolkt door dans. Hij keert zich tegen doode vormen, dus tegen de choreographie, tegen de belemmerende danskleeding en eischt de natuurlijke beweging. Zijn program legde den grondslag voor het moderne dramatische ballet. Wat Noverre niet kon bereiken, deed de Fr. revolutie: de hooge hakken en de hoepelrokken verdwenen (het nu zoo bekende gazen balletrokje, tutu, dateert eerst van 1830, toen Taglioni het voor het eerst droeg in „La Sylphide”).

De laatste groote bloei was het romantische ballet met veel choreographen en beroemde danseressen, o.a. Lang, Noverre’s idealo danseres, Heinel, die de pirouette danste, Fanny Elssler en Taglioni met de steeds fellere techniek, lichtere zwevingen, los van de zwaartekracht en vlucht van de realiteit naar het rijk der phantasie. Deze bloei verliep weer in virtuosendom.

Het best werd in Rusland bewaard in de balletscholen van Moskou en St. Petersburg, en keerde na 100 jaar weer in Europa terug met de tournee van het Russisch ballet (1909 onder Diachilew). Het Russisch ballet stond hier zonder verband met het moderne leven en was veroordeeld, ondanks vele bevruchtingen en nieuwe stroomingen, tot een kwijnend bestaan. Hier en daar, in Italië en Zweden, zijn nog geïsoleerde klassieke balletscholen: het meerendeel der tooneeldansen van nu valt onder het acrobatiek-genre of heeft geheel het balletkarakter verloren.

Lit.: Claude Français Ménestrier, Des Ballets anciens et modernes (1682, zeer compleet) ; J. G. Noverre, Lettres sur la Danse (1760) ; F. de Menil, Histoire de la Danse (1905) ; Oscar Bie, Der Tanz (Berlijn 1906, bronnenwerk). Terlingen-Lücker.

< >