1° A. H.
Jozef, Vlaamsch tooneelschrijver. * 12 Nov. 1888 te Klerken (W. Vl.); tolontvanger te St.
Niklaas-Waas. Zijn tooneel is stevig, vol toon en dialoog; vol hekelend realisme; de psychologie ervan is niet af.
Groote speelwaarde.Werken: De Wonderdoktoor (1927); De Koning drinkt (1931); Heidendorp (1933).
2° Arnold, Duitsch priester, stichter en eerste alg. overste van het ➝ Gezelschap van het Goddelijk Woord (Steijl). * 5 Nov. 1837 te Goch, † 15 Jan. 1909 te Steijl. In 1861 priester gewijd, benoemd tot leeraar in Bocholt; in 1867 werd hij directeur van het Apostolaat des Gebeds voor Duitschland en Oostenrijk. Werkte veel voor de hereeniging der Christenen; stichtte tot dat doel een dagelijksche H. Mis aan het graf van den H. Bonifatius te Fulda. Om meer tijd voor zijn actie te hebben, benoemd tot rector der Ursulinen in Kempen; daar gaf hij de Bode van ’t H. Hart uit. Op aansporing van bisschop Raimondi begon hij in 1875 zijn missiehuis te Steijl bij Venlo, omdat door de Kulturkampf een stichting in Duitschland onmogelijk was. Hieruit groeide het Gezelschap van het Goddelijk Woord, met zijn talrijke missies over de geheele wereld, o.a. de Negermissie in N. Amerika en het verdere missiewerk in N. en Z. Amerika; China: 5 vicariaten, 1 prefectuur, 1 missie en de univ. van Peking; Japan: 2 prefecturen; de missies op de Philippijnen; het buitengewoon bloeiende vicariaat van de Kleine Soenda-Eilanden (Floresmissie); de prefectuur Indore in Eng.-Indië; de vicariaten van Oost- en Centraal-Nieuw-Guinee.
J. zocht de bronnen voor zijn uitgebreid missiewerk in eigen actie, vooral door de stichting van een drukkerij, die in het jubeljaar 1925 tot Pauselijke Drukkerij werd verheven. Als tweede doel had deze de verspreiding van goede lectuur en van missieliefde en missiekennis. J. was ook een ijverig bevorderaar der wetenschap; hij stichtte het Anthropos-instituut en het Cartographisch instituut van Sint Gabriël te Mödling bij Weenen. Hij was een ijverig organisator der gesloten retraiten, zoowel voor priesters als voor leeken, en een vurig verbreider der devoties tot den H. Geest en de Allerh. Drieëenheid. Ook stichtte hij twee zusters-congregaties, de Missiezusters-Dienaressen van den H. Geest (➝ Missiezusters van Steijl), en de Aanbiddingszusters-Dienaressen van den H. Geest; de eersten gaan naar de missies, de anderen hebben eeuwigdurende aanbidding om Gods zegen af te smeeken over het missiewerk.
Het informatieproces voor de zaligverklaring is in 1935 geopend.
Lit.: Fischer, Ein Lebensbild (1919); id., Samann Gottes (1931); id., Im Dienste des Göttl. Wortes (1931); id., Tempel Gottes seid Ihr (1932); Heines, A. J.
3° Johannes, Duitsch priester en historicus. * 10 April 1829 te Xanten, † 24 Dec. 1891 te Frankfort a. M. Hij werd professor in de geschiedenis aan het stadsgymnasium te Frankfort (1854), priester (1860), huisprelaat en apost. protonotarius (1880); de beroemdste Kath. historicus van den tijd der Hervorming en een der voornaamste moderne Duitsche geschiedschrijvers. Zijn Geschichte des deutschen Volkes, steunend op een geweldige massa bronnenmateriaal, merkwaardig om zijn klaar voorstellen van het volksleven en cultuur, hoewel bestreden, nl. door Lenz en Köstlin (en later door L. v. Pastor verbeterd), won het gehoor van de wetenschappelijke geschiedschrijving.
Werken: o.a. Gesch. des d. Volkes seit dem Ausgang des M. A. (6 dln. 1878-’88; 7-8 door Pastor vervolledigd, 20 1913); Frankreich’s Rheingelüste (1861); J. F. Böhmer’s Leben (3 dln. 1868); An meine Kritiker (1882).
Lit.: L. v. Pastor, J. J. en brieven (2 dln. 1893); id., Aus dem Leben J.’s (1892); F. Meister, Erinn. an J. J. (31896); Schwann, J. J. und die Gesch. der deutschen Reform. (1892). Willaert.
4° Leonhardt Johannes Friedrich, * 23 Dec. 1806 te Herwen, † 22 Juli 1869 te Rotterdam; 1831 predikant te Neerlangbroek, nam ontslag wegens zenuwziekte, studeerde uit liefhebberij Romeinsche Oudheden, werd in 1835 als conservator verbonden aan het Rijksmuseum van Oudh. te Leiden. Van zijn hand verschenen vele publicaties op oudheidk. gebied.
Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (IV, s.v.). W. Vermeulen.
5° Miek (eigenlijk: Wilhelmine Marthe Cath. M. Ther.), Ned. letterkundige. * 11 April 1890 te Arnhem. Studeerde aan de H.B.S. aldaar, verwierf vooral bekendheid door haar bewonderende geschriften over Jan Toorop. Haar poëzie, novellistiek en tooneelwerk is van geringe beteekenis wegens de wazigheid der uitgedrukte gedachten en de onevenwichtigheid der uitdrukkingswijze.
Werken: Aan den Einder; Aan de Bron; Jan Toorop en zijn werken; Herinneringen aan Jan Toorop; Schets van het leven en enkele werken van Jan Toorop; De kring der vier; Leven!; De onreinen; Renera Genoveva de Caettens; De schaduw van den toren; De wroeging.
Asselbergs.