Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jansenius

betekenis & definitie

1° (de Oudere) Cornelius, bisschop van Gent. * 1510 te Hulst, † 11 April 1676 te Gent. Studeerde te Leuven (1527-’34), werd, ofschoon priester van het Doorniksche diocees, prof. in de Norbertijnenabdij van Tongerloo, daarna prof. te Leuven (1561).

Hij woonde de laatste zittingen van het Trentsche Concilie bij (1563), werd benoemd tot eersten bisschop van Gent (1565), richtte een seminarie op (1570), hield een diocesane synode (1671) en stelde alles in het werk om in zijn diocees, dat bloot stond aan de invallen der Watergeuzen, het Kath. geloof te bewaren. In 1572 pleitte hij bij Alva voor de afschaffing van de tiende penning.

Hij schreef enkele kleinere polemische werkjes en is vooral bekend als scripturist.Werken: De concordia evangelica (1549); Paraphrases in psalmos (1559); Commentaria in Proverbia (1568); Liber ecclesiae Gandavensis (rituale, 1571); vooral: Commentaria in concordiam evangelicam (1572).

Lit.: Th. Goossens, F. Sonnius in de pamfletten (1917); Fruytier, in Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VII); F. Willocx, L’introd. des décrets du concile de Trente dans les Pays-Bas (Leuven 1929); P. Polman, L’élément hist. dans la controverse relig. du XVIe s. (Gembloers 1932). Polman.

2° Cornelius, Nederl. Katholiek theoloog. * 25 Oct. 1585 te Acquoy in het Hollandsch stadje Leerdam, † 2 Mei 1638 te Ieperen. Studeert eerst te Utrecht, daarna te Leuven de wijsbegeerte (1602-’04) en de theologie; leert Jean du Verger de Hauranne, den lateren abbé van Saint-Cyran, toen student aan het Jezuïetencollege, kennen; verlaat met hem Leuven voor Parijs, wordt huisonderwijzer en later, van 1611 tot 1616, principaal van het nieuwe college van Bayonne. Al dien tijd staat J. in nauwe voeling met Saint-Cyran, en studeert ijverig theologie. J. komt naar Leuven terug, doctoreert in de theologie in 1617 en wordt aan de faculteit verbonden. Hij was de eerste president van het Collegium Hollandicum (ook geheeten Pulcheria-collegia, het tegenwoordige pensionaat Paridaens), opgericht speciaal voor opleiding van den clerus saecularis der Hollandsche Missie in de Republiek der VII Vereenigde Nederlanden. In 1630 wordt hij prof. in de exegese. Hij wordt tweemaal naar Madrid gestuurd om de belangen der universiteit te verdedigen tegen de Jezuïeten; hij steunt ook de stichtingen der Oratorianen in België. Hij bestrijdt Hollandsche Calvinisten, o.a. Voetius. J. schreef verschillende werken over exegese, en een van ascetischen aard: „Oratio de interiori hominis reformatione”, dat veel bijval genoot. Zijn „Mars gallicus”, een satire tegen den koning van Frankrijk, die een verbond sloot met de Protestanten om het Kath. Spanje te bevechten, bracht hem de gunst van den koning van Spanje. Het jaar daarop, in 1636, wordt hij tot bisschop van Ieperen benoemd. Hij stierf aan de pest.

Zijn befaamd boek Augustinus, van koninklijke en kerkelijke goedkeuring voorzien, verscheen eerst twee jaar na zijn dood. Het zou heel moeilijke tijden bezorgen aan de Kerk, vooral in Frankrijk. Zie ➝ Jansenisme.

Lit.: Callewaert en Nols, Jansenius (Leuven 1893): A. De Meyer, Les premières controverses jansénistes en France (Leuven 1919); De la Torre, Synopsis vitae Corn. Jansenii, uitgeg. d. G. Brom in Arch. Aartsbisd. Utrecht (XIX). V. Reusel.

3° ➝ Janssenboy.

< >