Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Jan Harmensz. Krul

betekenis & definitie

Kath. dichter; * 1601 of 1602 te Amsterdam, ✝ 1646 aldaar. Hij was slotenmaker. Een jaar voor zijn dood liet hij zich in het boekverkoopersgilde opnemen.

Om aan zijn drang naar poëzie te voldoen, beoefende hij elken dag eenige uren de letterkunde, waar hij op Kath. toon zoowel Jacob Cats als Hooft en Breero nazong.Werken: Amstelsche Linde, ofte ’t Hol der Nimphen (1627); Vermakelijcke Dyren (1628); Eerlijcke Tijtkorting (1634); Minnespiegel ter Deughden (1639); Minne-popiens (1639); Liefdens-zangvreugde ; Pampiere Wereld (1644); Den Christelijken Hoveling (1642); Christelijcke Offerhanden (1640). Ook schreef K. eenige tooneelstukken, die in den Eglentier vertoond werden : Amsterdamsche Vrijage (1628) e.a.

Lit.: G. Morre, J. H. K. (1894); Taal en Lett. (1905); Tijdschr. v. Ned. Taal en Letterk. (1917).

Piet Visser.

< >