Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Isogel

betekenis & definitie

(scheik.). Is de stof, die zich uit haar colloïde oplossing in een vloeistof afzet, een polymeer van deze vloeistof, dan spreekt men van isogel.

Aan het woord polymeer moet hier een ruime beteekenis worden toegekend, nl. een stof, die uit dezelfde moleculen is opgebouwd als de vloeistof, en met deze in evenwicht is. I. zijn bijv.: kwartsglas, boorzuuranhydride (hier zijn de groote moleculen polymeer met de kleine in den strikten zin van het woord); vioolhars, bakeliet (hier is het begrip polymeer al uitgebreid tot condensaat); glas (de groote moleculen zijn uit dezelfde bouwsteenen gevormd als de kleine, maar niet in juist dezelfde verhouding).

Natuurkundige kenmerken van i. zijn hun schelpachtige breuk en de afwezigheid van een scherp smeltpunt. Zie ook ➝ Gel.Zernike.

< >