(Hebr.: Jahwe is heil) is de eerste der profeten, wier geschriften in den canon zijn opgenomen, en in menig opzicht de grootste profeet van Israël. Omtrent 765 v.
Chr., waarschijnlijk te Jerusalem, geboren, werd hij in het sterfjaar van koning Ozias (738 v. Chr.) tot profeet geroepen.
Dit had plaats in den tempel, waar God zich in al zijn majesteit aan hem openbaarde. Zijn geheele leven stond onder den invloed van dit geweldig visioen.
Jahwe was voor hem „de Heilige van Israël”, een echo van het driewerf Heilig!, dat de serafijnen God toezongen. Hij oefende zijn profetisch ambt uit gedurende de regeering van Joatham (738-736), Achaz (736-721) en Ezechias (721-693).
Volgens een Joodsche overlevering moet hij onder Manasse den marteldood gestorven zijn. Zijn profetische taak was zwaar en ondankbaar, doordat het volk en vooral de hoogere standen godsdienstig en zedelijk ontaard waren.
Met een onbedwingbare wilskracht en een welsprekendheid zonder weerga geeselde I. de wantoestanden en dreigde hij met Gods strafgerichten. Zelfs de ondergang van het tienstammenrijk (721 v.
Chr.) en de pogingen van den vromen Ezechias konden geen blijvende verandering ten goede bewerken. Bij den inval van Sennacherib (703 v.
Chr.) werd Jerusalem volgens de voorspelling van I. op wonderbare wijze van den ondergang gered. Keulers. Lit.: J. Kroon, I. (Bijbelsche Monographieën, 1933).Uitspraak onder Katholieken: Ie-za-ie-jas.
Echter hebben beide i’s de waarde van j’s; hierdoor is het woord drie-lettergrepig en valt de klemtoon op de tweede lettergreep, waardoor de uitspraak Je-sa-jas wordt, hetgeen de bij de Protestanten gebruikelijke uitspraak is. In de Christelijke iconographie vindt Isaias een plaats vnl. in verband met zijn voorzegging, dat Christus zal geboren worden uit een Maagd (Is. 7. 14), waarvan reeds zeer vroeg voorstellingen te vinden zijn in de Catacomben van Priscilla.
Een miniatuur in het hs. van → Cosmas Indicopleustes (6e eeuw) en in den Bijbel van Karel den Kalen geeft ons I., wien een engel een gloeiende kool op de lippen legt, terwijl een miniatuur in een Psalterium uit de Bibl. Nat. te Parijs (10e eeuw) I. in gebed voorstelt.Voor de Nederlanden zij gewezen op een werk van J.
Mostaert(?) te Antwerpen.Lit.: Dict. d’archéol. chrét. (VII) ; K. Smits, Iconogr. v. d. Ned. Primitieven (1933, 222); A. Michel, Hist. de l’art (register 216.)
p. Gerlachus. Boek Isaias. (Oud Test.), een profetisch boek. De inhoud is zeer veelzijdig en afwisselend. Het eerste gedeelte (1-35) omvat voorspellingen van strafgerichten over Israël en de omwonende volkeren. Voor de Joden wordt nu en dan heen gewezen naar een gelukkige toekomst in het Messiaansche rijk. Het tweede gedeelte, een troostboek, bevat voorspellingen over de bevrijding van het Joodsche volk uit de Babylonische gevangenschap en over het herstel van het rijk. Beide gedeelten zijn van elkaar gescheiden door een historisch verhaal (35-39).
De traditie neemt aan als schrijver van het geheele werk den profeet I. Door de moderne critiek werd voor het tweede gedeelte (deutero-Isaias) een onbekende auteur aangenomen, die tegen het einde der Babylonische gevangenschap geschreven heeft. De argumenten waren ontleend aan taal en stijl, manier van schrijven, de leer enz. Ook sommige Kath. schrijvers namen deze meening over. Een decisie van de Bijbelcommissie van 28 Juni 1908 noemde de argumenten niet bewijzend. Sommige modernen nemen een derden auteur aan (trito-Isaias) voor de → Ebed-Jahweliederen of voor het geheele laatste gedeelte van I. Het is mogelijk, dat de samenstelling van het boek niet van I. zelf is of dat er grootere tekstcomiptie en tekstverschuiving heeft plaats gehad. Het boek bevat zeer veel voorspellingen over den Messias. Het lijden wordt voorspeld in de Ebed-Jahweliederen. Het is daarom genoemd het evangelie van het O. T. C. Smits.