(Kerkelijk recht) Een hindernis voor het ontvangen van alle orden, zoowel de heilige orden als de mindere orden en de tonsuur, en vervolgens voor de uitoefening dier orden, wordt i. genoemd, wanneer deze hindernis uit zichzelf nooit ophoudt, maar alleen door dispensatie; anders noemt men het een beletsel. De reden, waarom de Kerk bepaalde i. heeft vastgesteld, is op de eerste plaats de groote hoogachting der Kerk voor de heilige wijdingen en de uitoefening der heilige orden.
Men onderscheidt twee soorten van i., daar sommige door de Kerk zijn vastgesteld om een of andere misdaad, bijv. om ketterij, echtbreuk, doodslag, enz., terwijl andere i. haar ontstaan vinden in een lichamelijk gebrek. Beijersbergen.