(tusschenwerpsel, < Lat. interjicere, tusschenwerpen) noemt men in de grammatica het woord, dat eigenlijk niet tot den grammaticalen zin behoort, maar er los wordt tusschengevoegd. Sommige i. zijn meer subjectieve gevoelsuitdrukkingen, bijv. foei, bravo, au; andere zijn meer objectieve geluidnabootsingen, bijv. pats, boem.
Ze worden gewoonlijk onwillekeurig uitgestooten en krijgen zoo de beteekenis van een beknopten tusschengeworpen zin. De i. storen zich gewoonlijk evenmin aan klankwetten als aan de beperkingen van het phonologisch systeem. v.
Marrewijk