Ook Institutioneele School geheeten, noemt men in de wetenschappelijke economie die richting, welke de abstracte methode der Oostenrijksch-Amerikaansche school bestrijdt en de econ. theorie (door rekening te houden met de veelzijdige krachten, welke werken in het econ. leven) met behulp der statistiek en der psychologie tracht aan te passen aan de werkelijkheid; de voorstanders van het I. wijzen terecht op gebieden, welke nadere bearbeiding eischen, zooals quantitatieve analyse en psychologische onderzoekingen, want wie het econ. leven en handelen wil begrijpen, moet deze veranderlijke instellingen (institutions) bestudeeren. Tot deze richtingen behooren o.a.
Thomston Veblen, Wesley C. Mitchell, Tugwell, Young, de jongere Clark en Edie.
Vgl. → Behaviorisme.Lit.: F. de Vries, I., Rede Ned. Handelshoogeschool 1928, in Economist (Nov. 1928). M.
Verhoeven