In Nederland is men deze termen speciaal gaan gebruiken ter aanduiding van de inheemsche bevolking van gebieden, die geheel en al onder de suprematie en de controle staan van een kleine groep vreemdelingen, achter wie een staat staat, die over genoemde gebieden dan veelal de souvereiniteit uitoefent. Zoo spreekt men van inlanders, wanneer men de inheemsche bevolking van Britsch-Indië tegenover de Engelschen, Chineezen enz., die van Nederlandsch-Indië tegenover de Nederlanders, Chineezen enz., die van Formosa tegenover de Japanners, Chineezen enz. stelt.
Daarentegen is het geen gebruik om de Chineezen in China, de Egyptenaren in Egypte of de Japanners in Japan „inlanders” te noemen. Terecht voelen dus wel de Indonesiërs, dat er in de betiteling met dezen naam een discriminatie of minderwaardigheidsverklaring opgesloten ligt, en vinden zij het gebruik ervan beleedigend; de titel „inlander” staat naar zijn gevoelswaarde in tusschen „inboorling” en „inheemsche bevolking”.
Daar de term niet alleen aanstoot geeft aan niet-Europeanen, die voor nuancen in de betiteling zeer gevoelig zijn, maar ook op de keper beschouwd dwaas is, zoodra men er bijv. Javanen buiten Java mee aanduidt, verdient het aanbeveling hem te vermijden en hem te gelegener tijd ook uit het wettelijk spraakgebruik te verwijderen en te vervangen door den term Indonesiërs.Berg. Intusschen kent in Nederlandsch-Indië de wet nog steeds den term Inlanders. Volgens art. 163 Ind. Staatsregeling zijn inlanders zij, die behooren tot de inheemsche bevolking van N.I. en niet tot een andere bevolkingsgroep zijn overgegaan [door: a) naturalisatie, b) gemengd huwelijk (inl. vrouw, die met man van een andere bevolkingsgroep huwt), c) gelijkstelling met Europeanen (Besluit G.G. in overeenstemming met Raad van Indië), d) erkenning door tot een andere bevolkingsgroep behoorenden vader van een bij een inlandsche vrouw verwekt kind], alsmede zij die zich door taal, naam, inlandsch beroep in de inlandsche bevolking hebben opgelost en daarin geheel zijn opgenomen.
B. Damen.