Infiltraat of infiltratie (geneesk.). Men spreekt van een i., wanneer in weefsels of organen een ophooping plaats heeft van vloeistoffen, vaste stoffen of cellige elementen, die er in normale omstandigheden niet worden gevonden.
Bijv. bij een ontsteking is het weefsel geïnfiltreerd, o.a. met witte bloedlichaampjes, en bij een longontsteking wordt de long daardoor veel grooter en vaster en verliest zijn elasticiteit vaak totaal. In het alg. berusten de zwellingen bij ontstekingen ten deele op ophooping in dat ontstoken weefsel van vocht en ontstekingscellen (in hoofdzaak witte bloedlichaampjes).Hoewel men meestal van een i. of infiltratie spreekt, wanneer men bedoelt, dat de weefsels min of meer volgepropt zijn met cellige elementen (in hoofdzaak witte bloedlichaampjes), is dat niet altijd het geval. Men kent ook infiltraties met vetoplossingen, kalk, bloed en vooral artificieele infiltratie van weefsels met verdoovende middelen (novocaïne oplossing bijv.), waardoor locale ongevoeligheden ontstaan (locaalanaesthesie).
Wyers.