Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

IJzel

betekenis & definitie

is een gladde, glazige ijskorst op horizontale en verticale oppervlakken, vnl. op den grond. → Ruige vorst; → Rijp. De ij. wordt gevormd:

1° door vrij groote onderkoelde waterdruppels, inzonderheid regendruppels, of
2° door warmeren regen, die valt uit een wolk, waarvan de temp. boven 0° C is, door een benedenluchtlaag, waarvan de temp. beneden 0° O is, op een bevroren grond. Deze ijzelvorming is gewoonlijk de voorbode van dooi. De ij. veroorzaakt veel schade en ongelukken, o.a. bij het uitglijden op straat en bij aanslag op de vliegtuigen (→ IJsafzetting). F. d. Broeck.

< >