Havelberg - Stad in Brandenburg; ca. 5 500 inw., grootendeels Prot. Naast de laat-Got.Laurentiuskirche en het St.
Spiritushospitaal uit de 15e eeuw, is de Romaansche dom van belang, gebouwd 1138-’49, in 1411 verbouwd in laat-Got. stijl.H. werd ca. 1170 gesticht. Tijdens den Dertigjarigen Oorlog werd H. dikwijls veroverd.
In 948 stichtte Otto I het bisdom H., dat aanvankelijk suffragaan van Mainz was, doch 968 onder Maagdenburg kwam; Anselmus, een leerling van St. Norbertus, opende 1129 de rij der Norbertijner bisschoppen, die het diocees tot de Reformatie bestuurden; Busso v. Alvensleben (f 1548) was de laatste Kath. bisschop. Th. Heijman Havelte Gem. in Z.W. Drente (IX 352 A 2); omvat de dorpen H., Uffelte, Wapserveen, Veendijk. 3 825 inw. (1934), waarvan 91,73% Prot., 1,06% Kath., 2,73% behoort tot een andere, 4,40% tot geen kerkel. gezindte; opp. 7 601 ha (18,5% bouwland, 42,6% grasland, 25,7% woest, 8,5% bosch); landbouw, veeteelt (gemengd bedrijf), drie zuivelfabr. Veel natuurschoon; twee hunebedden.
Ned. Herv. kerk en toren van oudheidkundige waarde. Bouma.
Haven Natuurlijke of kunstmatige ligplaats voor schepen, hetzij om deze te beschutten tegen wind, vloed of storm, hetzij om het beladen, lossen of overladen dan wel het innemen van proviand, brandstof enz. mogelijk te maken.
Naargelang van hun ligging onderscheidt men: zee-, rivier- en binnenhaven. Een h. kan in open verbinding met zee, rivier of binnenwater staan, of er zijn, met het oog op de wisselende getijden, sluizen tusschen het open water en de h. aangebracht. Veelal is er dan eerst een buitenhaven, waarin de schepen kunnen liggen, totdat zij de sluis kunnen passeeren. Als de schepen wegens de geringe diepte der h. slechts bij vloed kunnen binnenvallen, spreekt men van tij- of vloedhaven.
Aan den ingang van een open of buitenhaven zijn meestal 1 of 2 golfbrekers (pieren) gebouwd, welke dienen om het invaren te vergemakkelijken en ook om de vernielende werking der golven op de havenwerken enz. te keeren. Op de uiteinden der pieren (havenhoofden) worden lichtbakens geplaatst, teneinde ook in het donker het invaren mogelijk te maken.
Een h. is meestal aan een of meer zijden voorzien van kademuren, waaraan de schepen meren en die ter hoogte van den normalen waterstand door een houten beschermingsbalk beschut worden tegen het schuren van de aan de kade liggende schepen. Verder bevindt zich in de havenkom een aantal boeien en ducdalven, waaraan de schepen kunnen meren en die tevens dienen om er bij het zwaaien (wenden) der schepen de van deze uitgebrachte trossen aan te bevestigen.
De vereischten waaraan een h. moet voldoen zijn:
1° Zij moeten genoegzame beschutting bieden tegen golven, wind en stroom;
2° Bij laag water diep genoeg zijn voor schepen met den grootsten te verwachten diepgang;
3° Zooveel ruimte bieden en zoo breed zijn, dat de schepen kunnen zwaaien zonder de andere schepen te hinderen, of althans zoodanig, dat met behulp van sleepbooten een schip achteruit de h. kan verlaten;
4° Een uitstekende havenoutillage bezitten, bestaande uit: kaden, loodsen, spooraansluitingen, vaste, rijdende cn drijvende kranen, silo’s en verdere los- en laadinrichtingen; verder moeten zich kolenopslagplaatsen en installaties voor vloeibare brandstoffen in de nabijheid der h. bevinden (voor deze laatste worden, met het oog op de veiligheid, meestal afzonderlijke h., petroleumhavens, aangelegd). Tot de havenoutillage kan men nog rekenen: loodskantoor, bureau voor den havendienst, bureau der havenpolitie, hospitaal, enz. P. Bongaerts.
Lambert von Haven Noorsch architect en schilder; * 1630 te Bergen (Noorwegen); ✝ 1695 te Kopenhagen. Reisde naar Italië. Architect van Christiaan V. Hoofdwerk: Vor Frelsers Kirke op Christianshavn: type van den Prot. centraalbouw in het Noorden. p. Gerlachus Lit.: Thieme-Becker, Allg. Künstlerlex. (XVI).