Hattem - Gem. in de prov. Gelderland op de Noord-Veluwe aan den linkeroever van den IJsel, waar het Griftkanaal erin uitmondt (XI 512 E 2).
Opp. 1 271 ha; ca. 4 600 inw., waarvan ong. 68% Ned. Ilerv., en ruim 18% Gcref.
Middelen van bestaan: veeteelt (Hoenwaardsche weiden, 300 ha, in 1401 door hertog Willem v. Gelre aan de stad geschonken), landbouw en industrie: textiel, steenen, emaille-waren en papier.H. heette oorspr. Hattheym, in de 14e e. tot stad verheven. Op het tegenw. Tinneplein stond een kasteel, de „Dikke Tinne”, waarvan nog enkele resten over zijn. Beleefde een bloei als b’d van de Hanze. Daarna achteruitgang, tijdens Bourgondischen en later Spaanschen tijd. In 1572 werd het Staatsch. In 1672 en ’73 bezet door de Franschen en Munsterschen. Was 1783’86 onder leiding van Daendels betrokken in de patriottenbeweging. Van de drie poorten is alleen de Dijkpoort (14e e.) over (gerestaureerd). De Ned. Herv. kerk (16e e.) met toren uit 13e eeuw, is in 1895-’96 gerestaureerd door dr. Cuypers. Raadhuis (16e e.) en vsch. bouwwerken bleven bewaard, o.a. de Waag (Nutsschool). Veel werd verwoest door brand (1504, 1517, 1587) en de groote overstrooming van 1825. Toch maakt H. nog een antieken indruk.
Lit. : Nijhoff, Tijdrek, reg. van oorkonden van het Hatt. archief; Versl. Rijksarchief (1888); Slichtenhorst, Priv. van Hattem (1655). Heys Hatteras Een kaap aan de Oostkust der V.S. v. Amer., op de gelijknamige 200 km lange Nehrung (35° 14' N., 75° 32' W.). Vuurtoren.