Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Harpinstrumenten

betekenis & definitie

Harpinstrumenten - (zie ook Harp). Hieronder verstaat men snaarinstrumenten, die niet met den strijkstok bespeeld, maar met vingers of anderszins getokkeld, of aangeslagen worden.

1° De h., met de hand bespeeld, worden verdeeld in:
a) Instrumenten zonder greepplank, o.a. lyra en kithara uit de Gr. Oudheid, de Oud-Egypt. lyra’s en harpen, de kin der Chineezen, koto en waggong der Japanneezen, galempoeng der Hindoes, kanoen der Turken; de Westersche instrumenten: rotta, cither, psalterium, kantele, harp, die alle getokkeld worden, met of zonder plectrum; alsmede czymbalum der Zigeuners en hakkebord, die met hamertjes, in de hand gehouden, aangeslagen worden.
b) Instrumenten met greepplank, o.m. de Egypt. nabla, de vina der Hindoes, het monochord der Grieken, de luit der Arabieren, de verschillende luitsoorten, die in het W. verspreiding vonden, als mandoline, gitaar, enz. Basluiten (chitarrone, theorbe) vormen een tusschensoort, daar zij naast snaren op de greepplank ook een aantal vastgestemde snaren hebben.
2° De h., voorzien van een mechanisme (klavier), kunnen ook worden onderverdeeld in:
a) Tokkelinstrument e n, o.a. clavichord virginaal, clavecimbel, spinet ;
b) Instrument met hamertechniek: pianoforte. de Klerk

< >