Hardy - 1° Alexandre, Fransch tooneelschrijver; * 1570 te Parijs, ✝ ca. 1632. Voorlooper en tijdgenoot van Corneille.
Schreef 700 stukken met de meest eigenaardige thematiek. Hij bekommert zich noch om de samenstelling zijner werken, noch om de echtheid der karakters, noch om den stijl; zoekt enkel beweging en leven. UlrixUitg. : E. Stengel, Le théâtre d’A. H. (I-V Paderborn 1883-’84).
Lit.: E. Rigal, A. H. et le théâtre fr. à la fin du 16e s. et au commencement du 17e s. (Parijs 1889) ; E. Rigal, De Jodelle à Molière (Parijs 1911).
2° Godefrey Harold, Eng. wiskundige; * 1887, 1906-’19 lector te Cambridge, sinds 1919 hoogleeraar te Oxford. Hij werkt op het gebied der analyse en getallenleer, vooral in samenwerking met J. E. Littlewood.
3° Oliver, Amer, filmkomiek, die een duo vormt met den bekenden Stan Laurel.
4° Thomas, Eng. romanschrijver en dichter; * 2 Juni 1840 te Upper Bockhampton (Dorset), ✝ 11 Jan. 1928 te Dorchester. Vaak bijgenaamd „de laatste van de
groote Victoriaansche schrijvers”. Oorspr. voor architect opgeleid, begint hij ca. 1870 romans te schrijven. Na eenige niet karakteriseerende werken (o.a. Under The Greenwood Tree) komen romans, die duidelijk het fatalistisch, of liever deterministisch karakter van den schrijver manifesteeren, o.a. Far from the Madding Crowd (1874); Return of the Native (1878); The Mayor of Casterbridge (1880); Tess of the D’Urbervilles (1891); Jude the Obscure (1895). Ze zijn doortrokken van een hopeloos pessimisme, waarin de menschen — primair animaal — voortjachten onder rampen, die het erfdeel des vleesches zijn als onder een onontkoombaar fatum, en die geen God kennen, die zich hulp laat afbidden, als de beproeving te zwaar schijnt.
H.’s romankunst is verwant aan die van de Fr. naturalisten. Technisch bereikt zij een aanzienlijke hoogte. Ze is regionaal; aan H.’s liefde tot zijn geboortegewest (Wessex) zijn de meesterlijke beschrijvingen van landschap en rustiek leven te danken. Met Jude the Obscure neemt H. voorgoed afscheid van den roman, en schrijft dan enkel nog poëzie, die in hooge mate individueel is en ook weer evenals zijn romans pessimisme tot grondtoon heeft; ze gaf H., in zijn eigen land althans, een zeker even groote vermaardheid als zijn proza-werken. Een monumentaal werk is The Dynasts (1904-’08), een episch drama, gebaseerd op de worsteling van Napoleon tegen Europa. Na H.’s dood werd zijn asch met groote praal begraven in Westminster Abbey; zijn hart evenwel in de parochiekerk van zijn geboorteplaats.
Lit.: L. P. Johnson, The Art of Th. H. (1894); F. A. Iledgcock, Thomas H. penseur et artiste (1911) ; L.
Abercrombie, Th. II. a critical study (1912); J. H. Fowler, The Novels of Th. H. (1928); P. Braybrooke, Th.
II. and his Philosophy (1928); A. Mac Dowall, Th. II., A Critical Study (1931); R. E. Zachrisson, Th. H.’s Twilight View of Life (Upsala 1933); id., Th.
H. as Man, Writer and Philosopher (Upsala 1928). F. Visser.