Handdruk - (typogr.). Deze oudste wijze van afdrukken, in gebruik vóór de uitvinding der machinale persen, is ook nu nog steeds de beste om kunstplaten te vermenigvuldigen, wijl elke afdruk individueel door de hand van den drukker wordt behandeld (➝ Handpers).
Strikt genomen kan men alleen van h. spreken, als het papier met de hand (en een wrijver: borstel, lepel, vouwbeen of tampon) tegen de af te drukken plaat wordt gedrukt, waarvan dan de drukinkt op het papier overzet. Op deze wijze werden houtsneden oudtijds steeds (en door kunstenaars ook thans nog) gedrukt; ook de zgn.
Japansche prenten, die kleur-houtsneden zijn. Deze drukvorm, ➝ hoogdruk, is de eenige, waarbij echte h. mogelijk is; bij ➝ vlakdruk en ➝ diepdruk is grooter persing vereischt en daarom is voor een h. een met de hand bewogen pers onmisbaar.
Men spreekt dan van handpersdruk.Ook voor het drukken van boeken gebruikte men oudtijds de handpers; nu komt dit alleen nog voor bij bibliophiele uitgaven en kostbare kunstprenten. Bij diepdruk-technieken is een artistiek resultaat alleen op de ➝ handpers mogelijk (ets en kleurets, gravure, enz.). Handdrukken en handpersdrukken worden gewoonlijk door den kunstenaar met zijn naam geteekend en ook wel genummerd. Groote oplagen drukt men dan op snelpersen, ongenummerd en ongesigneerd.
Lit.: Poortenaar, Van Prenten en Platen; id., Etskunst, Techniek en Gesch.; id., Boekkunst en Grafiek.