Haarlemmermeer - droogmakerij en gem. ten Z. van de lijn Amsterdam—Haarlem.
Droogmakerij. Het vroegere meer was ontstaan in een gebied van bosschen en wateren. Golfslag en verveningen maakten de wateren, waarvan de voornaamste waren Haarlemmer, Leidsche, Spiering- en Oude meer, steeds grooter en het land er tusschen steeds kleiner, tot ten slotte één groot meer ontstond. Dorpen hier, zooals Nieuwerkerk, Rietwijk of Rijk, Vijfhuizen, Kaasdorp en Beinsdorp, werden op den duur verlaten. Het H. bleef zich uitbreiden, vooral naar het N.O. en O. Sedert 1767 lag bij Aalsmeer reeds een dijk.
Plannen tot drooglegging werden al vroeg gemaakt, o.a. door Leeghwater (begin 17e e.), Cruquius (1712) en baron van Lijnden van Hemmen (1821). Hun namen werden aan de stoomgemalen geschonken. Leiden en Haarlem verzetten zich steeds, alsmede het hoogheemraadschap ➝ Rijnland, waartoe het H. behoorde en dat vreesde, dat door drooglegging zijn boezem te klein zou worden. Die vrees verdween, toen de afwatering van Rijnland verbeterd werd en stoomgemalen aangewend werden. De naaste aanleiding tot drooglegging werden de stormen van 1836, toen eerst op 29 Nov. 4 000 ha onder water gezet en Amsterdam ernstig bedreigd werd en later in de Kerstdagen 7 500 ha en Leiden onder water kwamen. In 1839 werd de wet tot drooglegging aangenomen; 1840 werd begonnen; een ringvaart en ringdijk werden aangelegd; in 1848 begon de Leeghwater te pompen; in 1849 volgden de Cruquius en de Lijnden.
In 1852 was het meer droog en veel vruchtbaar land gewonnen. De bodem, van —2,6 m tot —4,6 m A.P. diep, bestaat vnl. uit oude zeeklei met laagveen langs de randen en oud zeezand bij Heemstede. Het verkavelen vroeg een paar jaar. Een hoofdvaart van N.O. naar Z.W., en een 6-tal dwarsvaarten werden gegraven, alsmede slooten (kavelslooten) tusschen de stukken land (kavels). De totale oppervlakte bedraagt 18 520 ha, waarvan de slooten een twintigste deel innemen. Het winterpeil is —5,20 m A.P.
In de slooten zijn veel gasbronnen. De kosten van droogmaking beliepen 14 millioen gld.; de grond bracht bij den verkoop 9 400 000 gld. op. Meerdere dorpen zijn reeds in de H. ontstaan. De Cruquius is nu buiten werking en voor de uitwatering zorgen de Leeghwater, omgebouwd tot een dieselgemaal, en de Lijnden, thans electrisch bewogen, samen met een maximumcapaciteit van 1 130 m3 per minuut (➝ Rijnland). Het polderbestuur zetelt in Hoofddorp.
Gemeente. De gem. dagteekent van 1856; oppervlakte zie boven. Ze omvat de dorpen en buurtschappen Hoofddorp (hoofdplaats der gem.), Nieuw-Vennep, Abbenes, Vijfhuizen, Schiphol (➝ Amsterdam), Zwanenburg, Aalsmeerderbuurt, Hillegommerbuurt en Lisserbroek; ca. 29 600 inw. (1935), waarvan 62% Prot. en bijna 26% Kath., verdeeld over 4 parochies: Haarlemmermeer, bijgenaamd de Lijnden, Hoofddorp, Vijfhuizen en Nieuw-Vennep. Onkerkelijk is 11,5%. Er is landbouw (graan, suikerbieten), tuinbouw (bloemen, bloembollen, groenten), veeteelt en handel in landbouwgewassen: Hoofddorp heeft een belangrijke korenbeurs. Er zijn veel pachtbedrijven.
De H. heeft treinverbinding met Amsterdam, Haarlem, Utrecht en Leiden. Belangrijke landwegen (o.a. Haarlem— Nieuwer-Amstel—Gooi, Haarlem—Hoofddorp—Utrecht en Amsterdam—Leiden) gaan er door. Het O. deel van de ringvaart is onderdeel van één der waterwegen Amsterdam—Rotterdam. Zwanenburg, zusterdorp van Halfweg, eerst in 1913 van een naam voorzien, groeit snel door forensenintrek. In het N.O. ligt de Hollandiabron, een natuurlijke mineraalwaterbron.