Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gudula

betekenis & definitie

Gudula - (Gudila, Goedele), Heilige, maagd; ✝ 712 volgens de overlevering. Werd door de H.

Gertrudis, abdis te Nijvel, in haar klooster opgevoed. Na den dood van Gertrudis keerde zij naar het ouderlijk huis terug in de omstreken van Aalst (O.

Vlaanderen). Feest 8 Jan. in het Rom.

Martyrologium en 19 Jan. in het aartsbisd. Mechelen en in het bisd.

Gent. Patrones van Brussel.Lit.: Acta S.S. Jan. (I); V. v. Esssen, Etude crit. et litt. sur les Vitae des Saints méroving. de l’anc. Belg. (Leuven, 296-298); R. Podevijn, in Ons Geestel. Erf (1928, 121-127). De Schaepdrijver Voorst. in de kunst.

G., gekleed als een eenvoudig meisje (een enkele maal met een soort lauwerkrans om het hoofd), heeft als attributen: een boek en een brandende kaars (al of niet in een lantaarn). Zij gaat vergezeld van een duiveltje, dat de kaars uitblaast en van een engel, die de kaars weer aansteekt.

Lit.: Künstle, Ikonogr. d. Heil. (II 288). Heijer

< >