Gudrun - Middelhoogduitsch (Kudrun) heldendicht; in den bewaarden, klassieken vorm ontstaan in Z. Duitschland, in het begin der 13e eeuw.
Het bestaat uit drie deelen: in het eerste deel wordt verhaald hoe Hagen van Eyrland een geroofde koningsdochter, Hilde, bevrijdt en met haar trouwde. In het tweede hoe Hilde, de dochter van Hagen en Hilde, met geweld ontvoerd wordt door Hettel, koning der Hegelingen.
Gudrun is de dochter van Hettel en Hilde. In het derde, voornaamste deel, wordt dan verhaald, hoe G., verloofd met Herwig van Zeeland, door Hartmut, koning der Noormannen, ontvoerd wordt (vervolgingsstrijd op Wulpensand); hoe zij door Gerlind, Hartmut’s moeder, tot slavinnendienst wordt gedwongen, maar na een aantal jaren door Herwig, met de hulp vooral van Wate, bevrijd.
Het epos eindigt met een aantal huwelijken. De sagenstof was gedeeltelijk bekend in Engeland (in Widsîdh en Deórs Lied); de Deen Saxo Grammaticus vat er de kern van samen; Hilde verschijnt in de Edda’s als een walkurie.
Toch leven in het gedicht wel vele hist. herinneringen voort uit den tijd van de strooptochten der Wikingen langs onze Noordzeekusten. Hier zijn dan ook wellicht de eerste (oorspr.
Friesche?) Gudrun-liederen ontstaan: al heerschen over oorsprong en ontwikkeling der sage de meest verschillende meeningen. A.
Rodenbach heeft het thema in zijn drama Gudrun tot een beeld gemaakt van den Vlaamschen cultuurstrijd. V. Mierlo Uitg.: Martin (31911); Symons (21914).Lit.: H. Schneider, Heldendichtung, Geistlichendichtung, Ritterdichtung (1925). Verder bij G. Ehrismann, Gesch. der deutschen Lit. (II, 2. Abschnitt, 2. Halfte, 1934).