Grootebroek - gem. in N. Holland bij Enkhuizen, groot 1237 ha, omvattende de dorpen G., Lutjebroek en den Horn; op 1 Jan. 1934 ca. 4350 inw., waarvan 13% Ned.
Herv. en 86% Kath., behoorend tot de parochies G. en Lutjebroek. Op den kleigrond is vnl. tuinbouw (groenten, bloembollen).
Er zijn belangrijke veilingen. G. bezit een Kath. lagere tuinbouwschool.
In 1364 kreeg G. stadsrecht en Bovenkarspel werd er toen mee vereenigd; later zijn Lutjebroek, Hoogkarspel en Andijk er nog bijgevoegd. G., tijdens de Republiek grootendeels Kath. gebleven, werd toen door de andere steden niet als stad behandeld; Enkhuizen had hier sterk de hand in.
G. zette niettemin zijn stedelijk leven voort tot den Napoleontischen tijd.Lit.: P. Noordeloos, De gesch. der stede G. (1931).
van der Meer.