Grondbelasting. A) Nederl. Belastingrecht - De g. wordt geheven krachtens de herhaaldelijk gewijzigde wet van 26 Mei 1870, Stbl. 82.
Belastingplichtig is hij, die krachtens een zakelijk recht het genot heeft van een gebouwd of ongebouwd eigendom.
Belastbare opbrengst. Deze bel. wordt geheven naar een gemiddelde opbrengst, niet van den tegenw. tijd, doch in vroegere jaren. Die gemiddelde opbrengst heet: belastbare opbrengst. Zij wordt bepaald door de belastbare opbrengst van het te schatten perceel gelijk te stellen met de belastb. opbr. van een vroeger geschat dgl. eigendom in dezelfde gem., c.q. in een andere, bij voorkeur aangrenzende, gemeente. Hierdoor wordt voor ongebouwde eigendommen feitelijk uitgegaan van toestanden in de jaren 1875 t/m 1881, voor gebouwde eigendommen van toestanden in 1892 t/m 1896. De eenmaal vastgestelde belastbare opbrengst blijft op hetzelfde bedrag bepaald, totdat een eigendom verandering ondergaat.
In zoo’n geval wordt zij opnieuw geschat. De vaststelling van de belastbare opbrengst geschiedt door den controleur der grondbelasting; de uitkomst van elke schatting wordt aan den belanghebbende medegedeeld.
Tarieven. a) De belasting bedraagt in hoofdsom: voor een ongebouwd eigendom 6% van de belastbare opbrengst; voor een gebouwd eigendom 4,86% van de belastbare opbrengst, b) Opcenten. Het Rijk heft over de belastingjaren 1934 t/m 1938 20 opcenten op de hoofdsom der gebouwde eigendommen; de provincie mag ten hoogste 50 opcenten heffen (Friesland mag bovendien in den vorm van opcenten op de ongebouwde eigendommen een bemalingsbelasting heffen); de gemeente mag ten hoogste 80 opcenten op de gebouwde en 20 op de ongebouwde eigendommen heffen, c) De bestemming van de hoofdsom is over de belastingjaren 1934 en 1935: 40% voor het ➝werkloosheidssubsidiefonds; 35% voor de gemeente, waar het onroerend goed ligt; de rest voor den gewonen dienst van het rijk.
Het belastingjaar loopt van 1 Jan. t/m 31 Dec. De aanslagen worden vastgesteld door den controleur der grondbelasting. Voor bezwaren, zie ➝Beroep.
Vrijdommen. Er bestaan algeheele vrijdommen voor kerken, scholen, enz. onder bepaalde voorwaarden. Tijdelijke vrijdommen kunnen gedurende een bepaald aantal jaren worden genoten bij ontginning e.d. van ongebouwde eigendommen en daarop te stichten, voor landbouw e.d. dienende gebouwen.
Ontheffing wordt verleend, indien onvoorziene rampen de opbrengst van ongebouwde of het genot van gebouwde eigendommen met meer dan 20% deden verloren gaan. Verder is ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk, indien een gebouwd eigendom gedurende 12 maanden ongebruikt en onverhuurd is gebleven.
Karakter. De grondbel. is juridisch een directe belasting. Economisch is zij een ➝zakelijke opbrengstbelasting en vermoedelijk in de meeste gevallen een indirecte belasting. De beoordeeling hiervan is een van de moeilijkste problemen van de leer der belastingen; o.a. moet hierbij worden nagegaan of de g. van het ongebouwd bij de invoering (in Ned. kwam de oudste vorm van de g. in 1323 voor onder den naam van morgengeld) of latere wijziging is overgedragen op de eigenaren ten tijde van de invoering of de wijziging; deze vorm van ➝overdracht van belasting heet: amortisatie.
Opbrengst. Over het belastingjaar 1933 bracht deze heffing in hoofdsom op 23 908 000 gld., aan opcenten in totaal 25 117 000 gld.
Lit.: over de wet: Smeets, De Rechtskennis van den Ingenieur (XII, afd. 6, overzicht; er is geen bijgewerkt commentaar). Over de econ. werking: Bordewijk, De theorie der belastingen, enz. (1931); Pierson, Leerb. der Staathuishoudkunde (II 1913); Cort van der Linden, Leerb. der Financiën (1887). Over de gesch.: o.a. Crommelin, Beschouwingen over de g. (diss. 1865). M. Smeets.
B) In het Belg. Recht is g. een rechtstreeksche belasting, gevestigd op het kadastraal inkomen van alle gebouwde en ongebouwde grondeigendommen. Het kadastraal inkomen vertegenwoordigt het gemiddeld normaal netto-inkomen van één jaar.
Belastbare opbrengst. Het wordt, ingevolge van een perceelsgewijs deskundig onderzoek, door den bestuurder van het kadaster bepaald. Dit deskundig onderzoek wordt vastgesteld door vergelijking met vaste goederen van gelijken aard en van gelijke opbrengst, gelegen in dezelfde gemeente of in de omliggende gemeenten en die als model zijn genomen. Het wordt gedaan met inachtneming hetzij van het huurinkomen, hetzij van de handelswaarde en van het gemiddeld bedrag van de huuropbrengst. De aldus vastgestelde kadastrale inkomsten zijn in beginsel vastgesteld voor een termijn van 10 jaren; daarop volgt een alg. herziening van het kadaster. Voor de nieuw gebouwde, herbouwde of aanzienlijk gewijzigde goederen geschiedt tusschentijds een speciale kadastrale herziening.
Vrijstelling. Van rechtswege worden van de belasting vrijgesteld: de nationale domeingoederen, die op zichzelf niets opbrengen en voor een openbaren dienst of voor een dienst van alg. nut zijn aangewend. Vrijstelling kan op aanvraag bekomen worden voor de onroerende eigendommen, die door een niet-winstnajagend eigenaar zijn bestemd voor de uitoefening van den eeredienst, voor het onderwijs en voor de inrichting van hospitalen, godshuizen, klinieken, dispensaria of andere gelijkaardige werken van weldadigheid.
Tijdelijke vrijstelling wordt verleend gedurende een periode van 10 jaar voor de in aanbouw genomen onbebouwde of ledige gronden; voor de nieuw beboschte gronden is de tijdelijke vrijstelling verleend voor 20 jaar. Eveneens wordt een tijdelijke vrijstelling van 10 jaar verleend voor de goedkoope woningen, die zonder premie zijn opgebouwd en aan zekere voorwaarden beantwoorden.
Vermindering wordt toegestaan o.m. aan de kroostrijke gezinnen, d.w.z. gezinnen, die minstens drie kinderen tellen (vermindering van 7 % per kind ten laste), alsook aan de groote oorlogsverminkten (vermindering van 20 %).
Tarieven. Het bedrag van de g. is thans (Oct. 1935) vastgesteld op 5% voor de gebouwde en 6 % voor de ongebouwde eigendommen. Daarbij komen nog de gem. opcentiemen en de wegenistaks. ➝Gemeentelijke belastingen.
Belastingplichtig is de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker van de belastbare goederen. Deze personen kunnen echter de belasting van zich afwentelen en ze doen dragen door de huurders; zij kunnen hiervoor aan den ontvanger der belastingen de verdeeling van den aanslag onder hunne huurders of pachters aanvragen.
Opbrengst. De g. bracht in 1933 een som op van 425 989 026,29 frs. De raming der begrooting bedroeg 470 millioen frs. (Stbl. 30 Nov. 1934). Van deze opbrengst wordt 1 /10 toegekend aan het gemeentefonds. Rondou.