Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Goes (naam)

betekenis & definitie

Goes (naam) - 1° Frank van der, Ned. publicist; * 1859 te Amsterdam. Mede-oprichter der S.D.A.P. (1894), waarin hij tot den linkervleugel ging behoren.

Zoo stichtte hij in 1897 het maandblad De Nieuwe Tijd, waaromheen zich die soc. democraten groepeerden, die zich verzetten tegen overwegend zich instellen der partij op het parlement. Voorts werkte hij mede aan het minderheidsorgaan van de partij Het Weekblad (1909-’19) en behoorde in 1932 tot degenen, die ten gevolge van een resolutie op het partij-congres te Haarlem de S.D.A.P. verlieten en de Onafhankelijke Socialistische Partij (O.S.P.) stichtten.Ook in het letterk. leven speelde G. een rol: hij was mede-oprichter van De Nieuwe Gids (1885) en werkte mede aan vsch. periodieken (o.m. De Kroniek, De Twintigste Eeuw) en dagbladen (voor tooneel en lett.). Verder trad hij op als leeraar in declamatie aan de Tooneelschool en het Conservatorium te Amsterdam.

Werken: Verzam. Opstellen (1898); Groot Kapitaal i.d. kleinhandel (1902); Vert. v. Marx’ Das Kapital (1906); Litt. Herinneringen (1931).

Verberne.

2° Hugo van der, schilder, * waarsch. te Goes, van 1467 af te Gent, ✝ 1482 in het Roode klooster bij Brussel. In de 2e helft der 15e e. is hij de grootste figuur der Vlaamsche primitieven. Zijn machtige stijl is geheel onafhankelijk en zijn tijd ver vooruit; ook in de expressie der figuren, in het beheerschen der vormen is hij de meerdere. Zijn groote altaren verrassen door de kolossale ruimtewerking, zijn figuren door een aangrijpend realisme, dat pas in de 17e e. geëvenaard werd. Uit enkele stichterskoppen op zijn altaren blijkt ook, dat hij een buitengewoon portretschilder was, die het gemoed zijner modellen diep wist te peilen. Zijn kleuren hebben den warmen gloed der Noord-Nederlanders, den rijkdom en bontheid der Vlamingen. In het alg. kan men zeggen, dat hij het naturalisme der Van Eyck’s voortzette. Rogier’s invloed echter, die stijl en vormentaal der 15e-eeuwsche Vlamingen bijna tyranniek beheerschte, heeft hem in het minst niet beroerd; zeker een bewijs voor zijn sterke persoonlijkheid. Hij ging in 1475 in het Roode klooster bij Brussel, waar zich al spoedig de verschijnselen van krankzinnigheid schijnen geopenbaard te hebben. Zijn hoofdwerk is het omvangrijke Portinari-altaar in de Uffizi te Florence, een der machtigste schilderwerken ter wereld, dat zijn grootheid en innerlijke diepte volkomen weet te handhaven naast de schoonste en sterkste scheppingen der Ital. kunst (zie pi. t/o kol. 52 in dl. I). Aangrijpend van expressie is zijn Sterfbed van Maria te Brugge; een hoofdwerk is het Monforte-altaar te Berlijn met de Aanbidding der Koningen. Verder bevinden zich stukken van hem in de musea te Weenen, Brussel, Londen enz. (geen enkel in Nederland.)

Lit.: M. J. Friedländer, Alt-Nied. Malerei (IV); J. Destrée, H. v. d. G. (1914). Schretlen.

3° Joannes Antonides van der, ➝ Antonides van der Goes.

< >