Operacomponist. * 10 Oct. 1813 te Roncole (Parma), † 27 Jan. 1901 te Milaan. Leerling van Lavigna. Reeds zijn eerste opera, Oberto (1839), trok de aandacht. Zijn tweede werk, de comische opera Un giorno di regno (1840) werd echter een fiasco.
Met Nabucco (1842) begon zijn groote succes. Tijdens zijn leven is V. dikwijls tegen zijn grootsten tijdgenoot Wagner uitgespeeld.Beiden bestrijken echter een geheel verschillend terrein. V. is voor alles melodieus, de zang is uitsluitend drager der expressie, zijn orkest is slechts illustratieve achtergrond en heeft geen symphonische beteekenis zooals bij Wagner. Op hoogen leeftijd schiep hij zijn beste werken: Otello (1887) en de opera buffa Falstaff, beide op tekst van den dichtercomponist Boito.
Verdere werken: de opera’s: Ernani (1844), Macbeth (1847), Luisa Miller (1849), Rigoletto (1851), Il Trovatore (1853), La Traviata (1853), Un ballo in Maschera (1858), La forza del destino (1862), Aïda (1871, voor de opening van het Suez-kanaal geschreven); een Requiem (1874), Quattro pezzi sacri, een strijkkwartet in e kl. terts (1873). — Lit.: (Ital.:) G. Monaldi, G. V. (1899); C. Gatti, V. (1930); M. Mila, Il melodrama di V. (1933); G. Cesari en M.
Luzio, G. V., I copialettere publicatie illustrati (1913). (Duitsch:) M. Chop, V. (21928); Kretschmar (in: Peters Jahrb., 1913); F. Werfel, Verdi-Briefe (1926); H. Gerigk, V. (1932); L. Unterholzner, G. V.’s Operntypus (diss., 1933). Koole.