Gianjar - een der autonome rijkjes van Zuid-Bali, ten O. begrensd door Kloengkoeng, ten N. O. door Bangli, ten W. door Mengwi en ten Z.
W. door Badoeng. Hoofdstad is Gianjar; in het N. ligt de heilige badplaats Tampak-Siring; door het land stroomen de Oenda en de gevloekte rivier Patanoe, welker water tot voor kort niet voor irrigatiedoeleinden gebruikt mocht worden.
De naam van het rijkje dateert uit 1839, toen de déwa Manggis zijn zetel in G. vestigde. In 1883 werd G. practisch door Kloengkoeng en Bangli geannexeerd, maar in 1892 herstelde het zich tijdelijk; om blijvende moeilijkheden met de nabuurstaatjes te ontgaan, bood de vorst in 1900 zijn land aan het Ned.Ind. gouvernement aan.
Zoo bleef hij als vazalvorst gehandhaafd, toen zijn buren zich, de een na den ander, hun gebied door het Ind. gouv. zagen ontnemen.Lit.: Schwartz, Aanteek. omtrent het landschap G. (T. B. G., XIX 1900, 166 vlg.). Berg.