Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Badoeng

betekenis & definitie

Badoeng - tot het begin dezer eeuw (1906) een zelfbesturend landschap op Bali (N.O.I.), thans vergroot met eenige districten van mede de voormalige landschappen Giantar en Kloengkoeng, het regentschap (Nagara) en de onderafdeeling van dien naam der afdeeling Z. Bali, residentie Bali en Lombok. De hoofdplaats Denpasar was de zetel van den voornaamsten vorst van Badoeng; er woonde nl. een tweede vorst in het aangrenzende Pametjoetan.

Met uitzondering van het Zuidelijke deel, den Tafelhoek, is het land vruchtbaar en dichtbevolkt. Het telt een bevolking van 192000 zielen, waaronder 160 Europeanen. 1700 Chineezen en 250 andere vreemde Oosterlingen.

Couvreur.

< >