Gezellenvereeniging - St. Josephs -, gesticht te A’dam door den eersten Gezellen-vader, den priester jhr.
O. van Nispen tot Sevenaar naar het voorbeeld van Adolf Kolping in 1868, wil zij aan jongemannen boven 17 jaar geven een godsdienstig-zedelijke, sociale en cultureele opvoeding. Het milieu is de familiegemeenschap en de hoofdgedachte, waarvan wordt uit gegaan bij de opvoeding, is de beroepsgedachte.
De vier deviezen van de vereeniging zijn: godsdienstzin, arbeidzaamheid, eensgezindheid en vroolijkheid; de groet: God zegene het eerzame handwerk. Er bestaan ook afd. voor Jonggezellen beneden de 17 jaar.
Deze hebben een eigen opleiding, doch in den geest van Kolping.De ver. werkt zoo mogelijk parochiaal; een priester is de praeses, die als een vader staat te midden van zijn kinderen, terwijl seniores en commissarissen als oudere broeders der Gezellen den praeses bijstaan in zijn opvoedkundigen arbeid.
Organisatorisch zijn de afdeelingen samengebracht in districtsverbanden, terwijl de geheele beweging vormt het Centraal Verband van St. Josephs-GezellenVereenigingen in Nederland. De plaatselijke vereenigingen worden geleid door den praeses, den raad van bestuur en commissarissen; het Centraal Verband door den centraal-praeses, den centralen raad van praesidenten, het centraal-senioraat en de districts-senioraten.
Bijz. vorming wordt toegepast door de instellingen der Paladijnen en Kolpings Lijfwacht. Deze laatsten dragen een uniform.
De ver. werkt vooral vruchtbaar door middel van haar tallooze instellingen voor godsdienstige vorming, beroepsontwikkeling, maatschappelijke voorzorg, cultureele vorming, ontwikkeling, lichamelijke oefening en ontspanning. Het Centraal-bureau is gevestigd te Amsterdam, Stadhouderskade 55. Organen zijn: het Kolpingblad, voor de leden; Mededeelingen voor de praesidenten, en Aan Kolping trouw, voor leekenleiders. Verder Jaarboekje. De ver. bezit een buitencentrum, „de Liebaard”, te Baarn.