Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geysbeek (Pieter Gerardus Witsen)

betekenis & definitie

Geysbeek (Pieter Gerardus Witsen) - Ned. letterkundige; * 1774, ♱ 1833 te Amsterdam. Werkzaam in den boekhandel van zijn vader, wijdt hij zich aan de studie der letteren en der geschiedenis.

Zijn critische werken waren voor zijn tijd belangrijk.Werken: Naast een groot aantal werken over vsch. onderwerpen, o.a.: Verhandeling over het puntdicht (1810); Puntdichten (1809); Nieuwe puntdichten (1813); De staatkundige dood van Bonaparte (1814); Biografisch, Anthologisch en Critisch woordenboek der Nederduitsche Dichters (6 dln. 1821-’27); Historisch archief der XVIIIe eeuw (1825); Apolineum (1823-’26); Galerij van Ned. dichters; Nederduitsch Rijmwoordenboek (1829, 1865); Alg. Noodwendig woordenboek der Zamenleving (1831; t/m het art. Groenland; later door anderen voortgezet).

Lit.: Alg. Konst- en Letterbode (1833); Ned. Biogr. Wbk. (IV).

< >