Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Genesius

betekenis & definitie

Genesius, - Heilige, martelaar te Arles tijdens de vervolging van Diocletianus. Volgens de overlevering klerk (notarius), door Prudentius en Venantius Fortunatus bezongen.

In de eerste bewerking van het Martyrol. van Hiëronymus wordt hij met den plaatsnaam Arles, feestdag 25 Aug., aangegeven, later op 24 Aug. met als plaatsnaam Rome. Met hem wordt daar vereenzelvigd de martelaar G. in Rome, volgens het zuiver legendarische verhaal een tooneelspeler, die in plaats van het doopsel te parodieeren, zich op het tooneel werkelijk liet doopen, en daarna onder Diocletianus werd gedood.In Rome werd hem een door Gregorius III vernieuwde kerk toegewijd. Een legendenschrijver maakte den in Rome vereerden G. tot een Rom. martelaar, terwijl hij hem, waarsch. steunend op de legende van een H. Gelasius of Gelasinus (27 Febr.) als een bekeerd tooneelspeler teekent.

Voorst. in de kunst. G., als tooneelspeler met een masker in de hand, heeft als attribuut een snareninstrument. Soms een Engel bij zich (Callot).

Lit.: Acta S.S. Aug. [V 1741, 119-123 (G. v. Rome), 123-136 (G. v. Arles)]; Bibl. Hagiogr. Lat. (I, 494 vlg.); W.

Mostert en E. Stengel, L’Histoire et la vie de Saint-Genis (Marburg 1895); C. van de Vorst, in Anal. Boll. (29, 1910, 258-269).

Feugen.

< >