Arles - (Frankrijk, 43° 40' N., 4° 40' O.), arr.hoofdstad, dept. Bouches-du-Rhône, 3 m boven zee, 32.000 inw. (1931), aan den linkeroever van de Rhône, aan het begin van de Rhônedelta.
Oude stad, reeds door Caesar vermeld. In het Latijn Arelate, Romeinsche hoofdstad, later hoofdstad van het koninkrijk Arelatië (879). Onder Constantijn den Grooten ook op den anderen oever uitgebreid, werd A. een belangrijke handelsstad. In 1481 kwam het aan Frankrijk. Tot de Revolutie bisschopszetel. Verschillende concilies vonden er plaats, o.a. in 316 tegen de Donatisten, in 353 tegen Athanasius; het laatste in 1275.
Stadhuis door Mansart gebouwd. Standbeeld van Fr. Mistral, den grooten dichter van „Mireille”, die de „Félibrige” stichtte, tot instandhouding van de Provençaalsche taal en te A. landelijke feesten liet houden in nationaal costuum, opdat met het oude costuum de oude, goede zeden bewaard zouden worden. De componist Bizet ontleende aan A. het type voor zijn opera „L’Arlésienne”. A. ligt aan den spoorweg Lyon-Marseille en heeft een kanaal van 47 km naar zee, dat de moerassen droog moet leggen. Handel in zijde, wijn, tabak.
Kunst te A. Uit den Romeinschen tijd dateert een elliptische arena (voor 26.000 toeschouwers) met twee bogenrijen, de onderste in Dorischen, de bovenste in Korinthischen stijl. Ten Z.W. daarvan het theater (3e eeuw), bijna geheel verwoest; veel van het materiaal werd gebruikt bij het bouwen van het claustrum der St. Trophime. De vondsten aan sculpturen en sarcophagen sinds de 17e eeuw gedaan zijn ondergebracht in het Musée Lapidaire. Het Palais de la Trouille behoudt nog resten van antieke thermen. In den vroeg-Christelijken tijd bloeit te A. de fabricatie van steenen sarcophagen, welke tot ver in het Z. en N. werden uitgevoerd en die van grooten invloed zijn geweest op de ontwikkeling der Christelijke iconographie tot aan het Merovingische tijdvak.
De oude kerk Notre-Dâme-La-Majeure, waar in 451 een concilie gehouden werd, is in den loop der tijden geheel omgebouwd. De tegenwoordige kathedraal St. Trophime werd op de plaats van een vroegere tusschen 1152 en 1180 opgericht: drieschepige Romaansche kerk met tongewelven en boven de viering in het transept een massale toren in drie verdiepingen. Portaal en claustrum zijn rijk met beeldhouwwerk (Christus en de Evangelisten-symbolen, leven van St. Stephanus en St.
Trophimus, enz.) versierd. In de kathedraal schilderingen van Finsonius, een Ned. leerling van Caravaggio (Amsterdam 1617). Het schilderachtige Cimetière des Alicamps, waarin vele oude grafmonumenten, inspireerde den Franschen dichter Willem van Orange en wordt vermeld bij Dante (Inferno 9, 112—117). Ongeveer 4 km van Arles bevinden zich de ruïnes der oude abdij Montmajour. De Ned. schilder Vincent van Gogh bracht te A. twee uiterst vruchtbare jaren (1887 en 1888) door.
Lit.: Vöge, Die Anfänge des monumentalen Stils im Mittelalter (1894): Paulet, Monographie de St. Trophime (Bergerac 1910); de Lasteyrie, L’ architecture en France ä l’époque romane (1912); J. Charles-Roux, A., son histoire, ses documents etc. (1914); Hamann, Deutsche und franzözische Kunst im Mittelalter (I 1922); Guide Joanne, Arles, Les Baux (z.j.); Beniot, Arles, ses monuments, son histoire (1928). Knipping.
Primaat en vicariaat van Arles. Het eerste historisch zekere bericht over de kerk van A. is, dat bisschop Marcianus ± 250 wegens Novatianisme moest worden afgezet. Eerst minder belangrijk dan bijv. Lyon, Vienne, Marseille, stijgt A. sterk in aanzien als de praefectus Galliarum Trier moet verlaten en zich in A. vestigt, ± 392. In conflict over machtsbevoegdheid tusschen A. en Vienne treedt het Concilie van Turijn (401) bemiddelend op. Bisschop Patroclus wordt door paus Zosimus (417) erkend als het hoofd der provincies Vienne en Narbonne I en II (primaat, recht van bisschopswijding) en tevens als pauselijk vicarius voor heel Gallië (geestelijken van geheel Gallië moeten in A. aanbevelingsbrieven voor Rome vragen).
Zosimus steunde op de legende der stichting door Trophimus, leerling van St. Petrus. Zijn opvolgers houden er geen rekening mee ; Leo de Groote ontkent het uitdrukkelijk en verdeelt de suffragaanbisdommen tusschen A. en Vienne. Van een eigenlijk primaat kan men alleen onder paus Zosimus spreken, het pauselijk Vicariaat werd weer erkend door de pausen der 6e eeuw. Motief van Zosimus en lateren was wel: nauwer contact met Rome als tegenwicht tegen uitbreidende machtssfeer van Milaan.
Lit.: in Kirsch, Kirchengesch. (I 1930, 611).
Franses.