Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gemeentefondsbelasting

betekenis & definitie

Gemeentefondsbelasting - (Ned. Belast, recht).

A) Bestemming. De zuivere opbrengst van de hoofdsom dezer directe bel. naar het inkomen wordt gestort in het → gemeentefonds. Zij is derhalve een → bestemmingsheffing. Op de hoofdsom worden opcenten geheven en wel voor de belastingjaren 1935’36 en 1936-’37 : 25 ten behoeve van het → werkloosheidssubsidiefonds en ten hoogste 75 voor de gemeente van aanslag. De laatst bedoelde opcenten worden gewoonlijk op alle aanslagen naar een gelijk aantal geheven; zij mogen echter progressief zijn.
B) Belastingplichtigen. Aan de g. zijn onderworpen:
a) alle in Ned. wonende natuurlijke personen,
b) in bepaalde gevallen de buiten Ned. (doch niet in Ned.-Indië, Suriname of Curaçao) wonende of gevestigde personen of lichamen.
C) Grondslag van de heffing. De g. wordt geheven naar het „zuiver of belastbaar inkomen” (→ Inkomstenbelasting); alle bepalingen van de wet op de inkomstenbel. 1914 zijn van toepassing, met uitzondering o.a. van :
a) Het berekenen van de belastbare som (zie hierna onder D),
b) Het tarief (zie hierna onder E). Verder behoeft men niet afzonderlijk tegen een aanslag in de g. te reclameeren, in beroep te gaan of daarover ontheffing te vragen; een bezwaar-, beroepof verzoekschrift tegen een aanslag in de inkomstenbel. betreft nl. ook den aanslag in de g.
D) Klassen; bijslag voor ongehuwden en voor samenwonenden. De gem. worden ten behoeve van deze belasting ingedeeld in 3 klassen; de bel. over een zeker inkomen is in een gem. der le klasse hooger dan in een gem. der 2e kl. en in deze gem. weer hooger dan in een der 3e klasse. Ongehuwden moeten meer betalen dan gehuwden. Twee of meer personen, die in gezinsverband samenwonen, betalen eveneens een extra bedrag. Een en ander wordt aldus bereikt: Het zuiver of belastbaar inkomen wordt
a) Allereerst verminderd met den kinderaftrek, die gelijk is aan dien voor de inkomstenbel.;
b) Vervolgens vermeerderd met een bedrag voor de 2e of 3e klasse en voor ongehuwd zijn en
c) Vermeerderd met het bedrag voor samenwonen. Het bedrag, dat alsdan wordt verkregen, heet de belastbare som, waarop het tarief wordt toegepast.

Het bedrag onder b) bedraagt:

In een gemeente der : Voor gehuwden Voor ongehuwden eerste klasse — 100 gld.

tweede ,, 100 gld. 200 „ derde ,, 200 „ 300 „ Het bedrag onderc) beloopt voor ieder samenwonende 10% van diens zuiver of belastbaar inkomen, met een minimum van 100 gld. en een max. van 200 gld.

E) Tarief. Dit bedraagt bij een belastbare som (zie boven) van 750-800 gld.: 1 gld. Het klimt daarna voor elke belastbare som van 50 gld. tot 1 300 gld. op met 1 gld., daarboven tot 1 600 gld. per 50 gld. met 1,50 gld. Bij een belastbare som van 1.600 gld. is verschuldigd 21 gld. plus 3 gld. voor elke volgende belastbare som van 100 gld.; bij een belastbare som van 4.000 gld. resp. 93 en 4 gld.; bij een belastbare som van 7,000 gld. resp. 213 en 5 gld.; bij een belastbare som van 100.00: 363 gld.; daarboven is voor elke belastbare som van 100 gld. 6 gld. verschuldigd. Voor opcenten zie onder A) in dit artikel.

Zie verder → Inkomstenbelasting.

Lit. : Sinninghe Damsté, De wet op de inkomstenbel. (1931, wetenschappelijk commentaar); J. de Willigen, De Wet op de inkomstenbel. 1914 („de Vakstudie” X, naslagwerk, wordt geregeld met supplementen bijgehouden) ; M. Smeets, De rechtskennis van den Ingenieur (XII afd. 2,1932; bekn. overzicht).

M. Smeets Gemeentefondsbelasting bestaat niet als dusdanig in België. Wel wordt een deel der Staatsbelastingen gestort in het Fonds der gemeenten. → Gemeentefonds.

< >