Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geleedpootigen

betekenis & definitie

Geleedpootigen - (Arthropoda; < Gr. arthron = gewricht, pous = poot), een der stammen van het dierenrijk, waartoe een belangrijk deel der bekende dierenwereld behoort. Zij omvat de vormenrijke klassen der insecten en schaaldieren, naast de minder soortenrijke klassen der duizendpooten en spinnen.

Alle g. stemmen overeen in de segmentatie of geleding van romp en ledematen, welke uitwendig zichtbaar is en tevens blijkt uit den bouw der inwendige organen. Deze segmentatie hangt samen met de aanwezigheid van een bedekking van het lichaam door een stevige laag van → chitine als zgn. uitwendig skelet.

Dit is een vorming van de daaronder gelegen huid en overdekt lichaam en pooten geheel en al. Het dier zou dus star en onbeweeglijk worden, als niet op regelmatige afstanden gewrichten optraden in het chitinepantser, dat zich daartoe op bepaalde plaatsen tot een buigzame huid verdunt.

Opdat deze gewrichten het dier niet kwetsbaar maken, is elke geleding eenigszins in de daarop volgende geschoven: een telescoopachtige verbinding. Zoolang het dier nog groeit, treden geregelde vervellingen op, waarbij het oude pantser openbarst en wordt afgeworpen, terwijl zich een nieuwe, ruimere chitinelaag vormt.De uitwendige geleding bepaalt grootendeels het karakter der vsch. klassen. Bij de duizendpooten volgt op den kop een reeks van vrijwel gelijke segmenten. Bij de insecten zijn de drie segmenten achter den kop vergroeid tot een borststuk (thorax), dat zes pooten draagt; daarop volgt een geleed achterlijf. Bij de spinnen, schorpioenen en vele kreeften zijn kop en borststuk tot één kopborststuk (cephalothorax) vergroeid, terwijl bij de mijten kop, borststuk en achterlijf door één pantser worden omgeven.

Aantal en vorm der extremiteiten (ledematen) kunnen zeer verschillend zijn. De kop draagt meestal sprieten (antennen), die als tasten reukorgaan dienen, en daarachter de monddeelen. Hierop volgen vaak kaakpooten, die ook het voedsel kunnen bewerken, en daarna de pooten, die ter voortbeweging dienen. Het achterlijf draagt alleen pooten bij de duizendpooten en schaaldieren.

De inwendige organen zijn eveneens geleed. Het zenuwstelsel is touwladdervormig met één paar zenuwknoopen in elk segment; het ligt aan de buikzijde en is door een ring verbonden met den hersenknoop, die boven den slokdarm ligt. Vaak zijn de zenuwknoopen van meerdere segmenten tot één knoop versmolten. Iets dergelijks ziet men bij het bloedvaatstelsel, waarbij het aan de rugzijde gelegen voortstuwende vat een segmentalen bouw vertoont met één paar openingen in elk segment, maar bij vele vormen overgaat in een soort hart. Het bloedvaatstelsel is open, het bloed bevat meestal geen kleurstof, soms echter haemocyanine (rivierkreeft) of haemoglobine (Chironomus-larve). Ademhaling geschiedt door de huid (kleine schaaldieren) of door kieuwen van allerlei vorm (schaaldieren), of door tracheeën (de Tracheata, d.w.z. insecten, duizendpooten en spinnen).

Voor de zintuigfuncties zijn vooral de sprieten van belang, die reuk- en tastorganen dragen; bovendien draagt de huid vaak tastharen. De oogen zijn meestal samengestelde facetoogen; daarnaast komen bij duizendpooten en spinnen enkelvoudige oogen (stemmata) voor.

M. Bruna Voor fossielen, → Entomostraca; Malacostraca; Merostomata; Myriapoda; Insecta.

< >