Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geervliet

betekenis & definitie

Geervliet, - dorp en gern, op het eiland Putten in de prov. Z.

Holland; opp. 2 500 ha, ca. 1 000 (uitsluitend Prot.) inw. De bevolking bestaat van land- en tuinbouw en veeteelt.

Tot de gern, behooren nog het kerkdorp Simonshaven en de buurtschap Biert.Bezienswaardigheden: gemeentehuis en kerk (met koor). G. was lang de residentie der heeren van Putten en kreeg in de laatste helft der 14e eeuw zelfs stadsrechten. Daar het op de smalste plaats der Bonusse lag (waterweg uit Vlaanderen naar de Holl. steden en naar Engeland) was het als het ware voor tolheffing aangewezen. Deze tol werd gesticht door Floris III, graaf van Holland (1167-1190), met goedvinden van keizer Frederik I van Duitschland. Het beteekende een belasting op den Vlaamschen handel en een ontduiking van het verdrag van Brugge, dat in 1167 gesloten werd tusschen Holland en Vlaanderen, waarbij de Vlaamsche kooplieden vrij zouden zijn van tol. Daar keizer Hendrik VI (1190-’97) aan de zijde stond van Dirk VII, graaf van Holland en opvolger van Floris III, besliste een uitspraak van het keizerlijk hofgerecht in 1195, dat alle voorbijvarenden, met name de Vlamingen, tolplichtig waren. Bij de Holl.-Vlaamsche twisten in den strijd tusschen de Dampierres en Avesnes werd Geervliet echter in 1304 door een Vlaamsche krijgsmacht bezet tot de door Witte van Haamstede opgewekte beweging de Vlamingen verdreef.

Blaauw.

< >