Gebroken vers - Van een g.v. spreekt men, wanneer de versregel door een pauze in twee deelen wordt „gebroken”, die elk tot een anderen zin behooren. De woudduif koert . Daar ritselen dorre blaren.
O angst ! daar schuifelt iets: twee vonken staren . Het sist . een adder slingert zich om ’t been. (Perk)Lit.: G. S. Overdiep, Beknopte Ned. versleer (1928).