Gasprojectielen - Hoewel de eerste groote gasaanvallen in den Wereldoorlog plaats vonden door met behulp van den wind een gaswolk naar den vijand te voeren (gasblazen, ➝Gasaanvallen), verloor deze methode toch al spoedig haar beteekenis en ging men er toe over de chemische stof in projectielen naar den tegenstander te schieten. Aanvankelijk gebruikte men gasgranaten, waarin een hoeveelheid chemische stof (vnl. tranenverwekkende gassen: broomazijnester, chlooraceton, dianisidinzout, xylylbromide) aan de springstofvulling werd toegevoegd.
De gaswerking dezer granaten was slechts gering. In Febr. 1916 gingen de Franschen over tot invoering van zuivere gasgranaten, waarbij de gasvulling (phosgeen) hoofdzaak was, terwijl een kleine hoeveelheid springstof slechts diende om bij het doel den wand dezer projectielen te verbrijzelen en het gas te verspreiden.
In de jaren 1916 en 1917 werden deze zuivere gasprojectielen door beide partijen op groote schaal toegepast (de Duitschers vulden deze projectielen vnl. met diphosgeen); hooge gasconcentraties konden hiermede worden verkregen (gasovervallen, ➝Gasaanvallen). Toen in 1917 ook arsinen en blaartrekkende gassen als projectielvulling in gebruik kwamen (➝Gasaanvallen), kwam men er toe weer g. met grootere springlading te verschieten, de zgn. brisante gasgranaten of gasscherfprojectielen, in de eerste plaats omdat voor het verstuiven van deze (vaste of vloeibare) chemische stoffen een grootere springlading noodzakelijk was en in de tweede plaats omdat dergelijke projectielen, dank zij hun grootere scherfwerking, ook konden worden gebruikt, wanneer de weersomstandigheden het gebruik van zuivere gasprojectielen niet toelieten.Behalve gasgranaten werden door de artillerie ook projectielen, gevuld met rook- of nevelverwekkende en met brandstichtende stoffen (o.a. phosphor en thermiet) verschoten.
Ten einde zéér hooge gasconcentratie te kunnen verkrijgen, ging men in 1917 (het eerst aan Eng. zijde) over tot de invoering van speciale vuurmonden, zgn. gaswerpers (➝Gasaanvallen), waaruit zeer groote zuivere gasprojectielen, gasflesschen genaamd, naar den vijand werden geworpen. Het werpen van gasbommen uit vliegtuigen is tijdens den Wereldoorlog nooit toegepast, noch aan het front, noch tegen de burgerbevolking. De hoeveelheid chemische stof, welke een gasgranaat kan bevatten, bedraagt, afhankelijk van het kaliber, één tot ten hoogste enkele kg; de gasflesschen, welke uit gaswerpers werden verschoten, bevatten reeds enkele tientallen kg strijdgas; met een vliegerbom kunnen, wederom afhankelijk van het kaliber, enkele tientallen tot enkele honderden kg van een strijdgas op het doel worden gebracht.
Ten slotte zij vermeld, dat in handgranaten en geweergranaten strijdgassen kunnen worden toegepast; de beteekenis van dgl. gashand- en gasgeweergranaten is uiteraard slechts gering.
Lit.: ➝Gasoorlog.
Fiévez.