Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Garde

betekenis & definitie

Garde - had aanvankelijk de beteekenis van wacht, komt als zoodanig nog voor in samenstellingen als garde-barrière, garde-chasse, garde-champêtre, garde-d’honneur enz. Kreeg als lijfwacht bijz. beteekenis.

Praetorianen, Mammelukken, Janitsaren waren lijfwachten van resp. de Rom. keizers, de Egypt. en de Turksche sultans. Als keurkorpsen waren deze lijfwachten van invloed in den krijg; evenwel was hun getalsterkte in verhouding tot de legertroepen gering.

Napoleon gaf in zijn legers aan de g. zoowel in soort van troepen als in getal een belangrijke uitbreiding. Zij vormden een uit elite-troepen bestaande reserve, waarmede hij vaak een beslissenden invloed op den gang van den slag wist uit te oefenen (zie voor de Fr. garde: Capitaine Richard, La Garde; L.

Fallou, La Garde Imperiale). In den zin van keurkorps (garde), bestemd om dienst te doen in het garnizoen, waar de koning verblijf hield, zijn bij K.B. van 7 Juli 1829 (nr. 14) bij het Ned. leger de korpsen grenadiers en jagers opgericht.A. Lohmeijer.

< >