(Turksch: gèni tsjèri = nieuw troep), Turksche geregelde troepen, die in de 14e eeuw door de sultans Orchan Gazi en Moerad aanvankelijk werden gerecruteerd uit tot den Islam „bekeerde” Christenen of hun kinderen. In de 17e e., onder Mohammed IV, waren zij 100 000 man sterk.
Zij telden toen reeds Turken in hun gelederen en werden gerecruteerd uit de eigen afstammelingen. In den bloeitijd van het rijk vormden zij een elitetroep ter persoonlijke bescherming van den sultan.
Naarmate evenwel hun aantal toenam, verminderde hun innerlijke waarde, terwijl zij bovendien van hun macht misbruik maakten door revoluties uit te lokken, de hoofdstad te terroriseeren en soms sultans af te zetten. In 1826, onder sultan Mahmoed II, waren er 220 regimenten, te zamen 140 000 man sterk.
Zij verzetten zich tegen de reorganisatie van het leger. Hun opstand werd evenwel bloedig onderdrukt, waarbij 15 000 hunner werden gedood.
Daarna werd het korps ontbonden.